(1908-1982) Hij bracht na de Tweede Wereldoorlog de psychoanalyse terug in Duitsland, waarbij hij grote steun kreeg van Nederlandse analytici. Politiek had hij veel krediet omdat hij zich altijd had gedistantieerd van de nationaalsocialisten, die hem meer dan eens arresteerden. Hij studeerde geschiedenis, kunstgeschiedenis en filosofie, vervolgens medicijnen en hij promoveerde in 1941 bij Viktor von Weizsäcker, bij wie hij voor het eerst in aanraking kwam met psychosomatische geneeskunde. Bij de processen van Neurenberg tegen nationaalsocialistische artsen in 1946 fungeerde hij samen met F. Mielke als waarnemer en rapporteur. Hun gezamenlijke boek Geneeskunde zonder menselijkheid leverde hem vanuit de medische wereld het verwijt op van “nestbevuiling”. Vanaf 1947 was hij verantwoordelijk uitgever van het tijdschrift Psyche. Hij stichtte in 1949 aan de universiteit van Heidelberg de kliniek voor psychosomatiek. Tot 1976 leidde hij het door hem in Frankfurt gestichte Sigmund Freud Instituut. In die stad bekleedde hij van 1966 tot 1973 tevens een professoraat aan de psychologische faculteit. Hij publiceerde veel over allerlei psychoanalytische en maatschappelijke thema’s. Bekende boeken van hem zijn onder andere: Op weg naar een vaderloze maatschappij, De strijd om de herinnering en (samen met zijn vrouw Margarete Mitscherlich-Nielsen) Het onvermogen om te rouwen. [DB]
Literatuur
- Mitscherlich, A. & Mitscherlich-Nielsen, M. (1971) Het onvermogen om te rouwen: Motieven van een collectief gedrag. Wetenschappelijke Uitgeverij, Amsterdam.
- Mitscherlich, A. (1974) Op weg naar een vaderloze maatschappij: Sociaal-psychologische verkenningen. Van Loghum Slaterus, Deventer.
- Mitscherlich, A. (1978) Het gevecht om de herinnering: Psychoanalyse voor gevorderde beginners. Van Loghum Slaterus, Deventer.