Psychoanalytisch Woordenboek

Seksualiteit

  • Duits: Sexualität, die

De studie van seksuele perversies zette Freud er toe aan gangbare opvattingen over seksualiteit te weerleggen en seksualiteit als een complexe werkelijkheid op te vatten. Zij versterkte zijn overtuiging dat seksualiteit oorzaak is van psychische stoornissen zoals hysterie, dwangneurose, angstneurose, neurasthenie, de hallucinatorische verwardheid en de paranoïde psychose.

Nemen we de volgende drie gangbare stellingen.

(a) Seksuele interesses ontstaan pas wanneer het lichaam geslachtsrijp is en het lichaam kennis heeft kunnen nemen van genitale excitatie.

(b) De seksuele aandrift die in het hormonaal rijpe lichaam vrijkomt evolueert spontaan in de richting van een sociaal vruchtbare geslachtgemeenschap. Geslachtsgemeenschap is de natuurlijke bestemming van de genitale aandrift.

(c) Omdat seksualiteit een natuurlijke bestemming heeft zijn seksuele afwijkingen te wijten aan accidentele factoren zoals traumatische gebeurtenissen en opvoeding. Contingente factoren zijn uitwendig aan de seksuele driften. Zonder deze factoren zou seksualiteit zich rimpelloos in een sociaal aanvaardbare zin ontwikkelen. Seksualiteit is geen verwarrende werkelijkheid, alleen exogene factoren zijn oorzaak van verwarring

Freud weerlegt deze stellingen en doet ons concluderen dat seksualiteit een voor de mens verwarrend gegeven is. Beginnen we met de tweede bewering. Perversies zoals het sadisme en het masochisme, het voyeurisme en het exhibitionisme en het fetisjisme leren dat genitale aandrift en opwinding niet samenvallen met een seksuele interesse voor geslachtgemeenschap. Want deze perversies vinden hun genot niet in het orgasme, afvoer van spanning, maar in de opwinding die activiteiten als kijken en bekeken worden, grijpen en gegrepen worden met zich meebrengen. Omdat alle seksueel genot lust beleeft aan de zonet genoemde activiteiten ziet Freud zich genoodzaakt het reëel onderscheid tussen perverse en normale seksualiteit op te geven. Tussen beide uitingen bestaat alleen een gradueel onderscheid, een onderscheid van meer of minder. Schokkend aan Freuds visie is niet dat hij in onze ogen normale seksualiteit te snel vereenzelvigt met geslachtsgemeenschap met een persoon van het andere geslacht, maar dat het onderscheid tussen normaal en pervers gradueel wordt.

Hoe komt het dat seksualiteit niet samenvalt met de sociaal vruchtbare geslachtsdaad, wat impliceert dat de overgang van het hormonaal rijpe lichaam naar de geslachtsdaad contingent en dus niet aangeboren is? De oorzaak hiervan is lust, het meest verontrustende aspect van seksualiteit. Lust valt niet samen met wat goed is. Je kan genot beleven aan zaken die niet goed zijn en voor seksuele lust is dat niet anders. Driften zijn nu eenmaal niet geneigd lust die zij aan handelingen beleven op te geven. Het feit dat in sexualibis genot en het goede niet spontaan convergeren maakt van seksualiteit een verwarrende werkelijkheid. Freuds vaststelling dat seksuele perversies combineerbaar zijn met een levenswijze die op niet-seksueel vlak niet immoreel is versterkt het verwarrend karakter van seksualiteit.

Perversies leren dat seksualiteit een complexe werkelijkheid is want opgebouwd uit verschillende deeldriften. Het lichaam kan aan verschillende activiteiten seksueel genot beleven en dit genot richt zich niet alleen tot een volwassen persoon van het andere geslacht. De activiteit waaraan de drift lust beleeft noemt Freud het doel van de drift, datgene waarin de drift bevrediging vindt noemt hij het object. Overeenkomstig hiermee heb je perversies met betrekking tot het doel en tot het object. Freud besteedt veruit de meeste aandacht aan perversies met betrekking tot het doel.

Er is meer lust aan seksualiteit dan de geslachtgemeenschap heeft te bieden. Seksualiteit boort lustbronnen aan die hun ontstaan niet aan geslachtrijpheid hebben te danken. Interesse voor seksualiteit valt niet samen met hormonale rijpheid. Freuds stelling dat seksualiteit breder is dan genitale interesse is nu gemeengoed en kan geen zinnig mens betwijfelen. Maar Freud maakt een hardere claim want hij beweert dat lichamelijke lustbronnen die nog geen weet hebben van genitale opwinding en hun bestaan dus niet aan hormonaal rijpingsproces hebben te danken eveneens seksueel zijn. Neen, niet seksueel in genitale zin, maar toch seksueel. Zeker, Freud zwakt zijn claim af door te spreken van pregenitale seksualiteit, maar deze bijkomende kwalificatie is voor hem geen reden om deze bronnen niet voluit seksueel te noemen.

Bekend is zijn analyse van de lust aan het zuigen. Dat dit voor de moeder gepaard kan gaan met seksuele lust is vanzelfsprekend. Maar voor de baby? Een gelijksoortige stelling verdedigt Freud in verband met het openen en sluiten van de anale spieren. Men ziet het probleem. Als je lustzuigen seksueel noemt, waarom dan niet ook krabben en neuspeuteren?

Welke argumenten geeft Freud?

(a) Zoals Darwin neemt hij aan dat een organisme maar twee driften kent: seksuele driften die instaan voor soortbehoud en Ik-driften voor het zelfbehoud. Welnu, lust aan het zuigen moet een vroegtijdige uiting van seksualiteit zijn aangezien een kind blijft zuigen al heeft het geen honger meer.

(b) De volksmond zegt dat mensen leven van de honger en de liefde.

(c) Kinderen zijn seksueel minder onschuldig als vaak wordt beweerd. Dit is juist, maar volgt daaruit dat lustzuigen seksueel is?

(d) Je kan seksueel niet laten samenvallen met genitaal. Dit is juist, maar volgt daaruit wat Freud beweert?

(e) Freud noemt alleen die activiteiten seksueel die een onderdeel zijn van de op geslachtgemeenschap gerichte seksualiteit en die zich in de perversies kunnen verzelfstandigen omdat ze gepaard gaan met een genot dat sterker is dan het genot van de geslachtsgemeenschap. Krabben is dus niet seksueel.

(f) Freud heeft steeds gehoopt dat de endocrinologie zijn stelling zou kunnen bevestigen. De stof die in het lichaam vrijkomt bepaalt de seksuele identiteit van de deeldrift. Het object waarop men gericht is kan niet bepalend zijn voor de seksuele natuur van een handeling.

De harde claim van Freud stond vanaf het begin binnen de psychoanalyse steeds onder discussie. Jung was de eerste die Freud verweet seksualiteit zo ruim op te vatten dat de notie een lege doos werd. Bovendien zou men door het slordig gebruik van de term ‘seksueel’ mensen die in de bevindingen van Freud geïnteresseerd zijn nodeloos afschrikken. Jung stelt voor de term libido, anders dan Freud, in een seksueel neutrale zin te verstaan en verdedigt de stelling dat deze op zich neutrale levenskracht achteraf seksueel wordt afhankelijk van de gerichtheid op het object. Is het object waarin men geïnteresseerd is seksueel, dan is de interesse seksueel. Freud was het niet eens met deze stelling. Voor hem was het object van de seksuele drift te variabel om de identiteit ervan te verklaren. Bovendien verschuift de moeilijkheid: wat maakt dat een object seksueel is? Freud vreesde ten slotte dat het biologische karakter van seksualiteit te snel zou evaporeren.

Een alternatief antwoord geeft de Franse psychoanalyticus Lacan. Hij verdedigt de stelling dat de term ‘seksueel’ geen zin heeft zonder een verwijzing naar het geslachtsverschil en uiteindelijk is er maar één verschil hiervoor beslissend, de anatomische aanwezigheid en afwezigheid van de phallus. De emergentie van de phallus transformeert alles in het lichaam in een seksuele zin. Wat seksueel neutraal was krijgt nu een seksuele betekenis. Lacan gebruikt voor dit proces de term phalliciseren. Ook het standpunt van Lacan lost niet alle problemen op. Want zo moet je nog uitleggen wanneer en hoe de phallus als betekenisonderscheidend teken in het lichaam binnenkomt: via het oog, het gehoor, de lichamelijke gewaarwording? En waar begint en waar eindigt de invloed van de phallus?

Heeft Freud moeilijkheden om zijn harde claim: partiële driften zijn seksueel waar te maken. Valt er iets te zeggen voor de alternatieve oplossingen van bijvoorbeeld Jung en Lacan, de kwestie waarmee Freud worstelt maakt tegelijk duidelijk waarom seksualiteit een verwarrende werkelijkheid is. Seksualiteit laat zich niet precies afbakenen: waar begint en waar eindigt het seksuele in het lichaam en in d e verhouding tot anderen. Theorieën die de oorzaak van verwarring eenzijdig toeschrijven aan exogene factoren hebben vaak te weinig aandacht voor het gegeven dat seksualiteit van binnenuit verontrustend kan zijn.

Als geslachtsgemeenschap niet zonder meer samenvalt met hormonale rijping, wat verklaart dan wel de interesse voor geslachtsverkeer? Freud zoekt het antwoord in een samenspel van drie factoren. Geslachtsverkeer is een morele eis van de gemeenschap. Dit is een eis van de cultuur en geen biologisch voorgeprogrammeerd gegeven. Geen geslachtverkeer zonder een gedeeltelijke verdringing van perverse lustbronnen. Tenslotte vinden seksuele aandriften de weg naar geslachtsverkeer via identificatie met anderen. Niet de natuur toont de weg, maar identificatieprocessen.

Voor Freud is seksualiteit oorzaak van belangrijke psychische stoornissen. Velen zullen deze stelling nu als volgt afzwakken: psychische stoornissen kunnen zich uitdrukken op seksueel vlak, maar seksuele problemen zijn niet de oorzaak van deze stoornissen.

Nemen we de hysterie en de dwangneurose. Freud argumenteert als volgt. Menselijke seksualiteit is er niet zonder remming. De remming treft de eerste lustbronnen en meer in het bijzonder de combinatie van deeldriften. Remming drukt zich uit in zeer basale reacties zoals schaamte, walging en schroom. Freud noemt deze reacties reactieformaties. Volgens hem zijn deze formaties niet allereerst afkomstig van de cultuur, maar richt het organisme van binnenuit deze dammen op. Over de motivering daarvan is Freud niet heel duidelijk. Sommige richtingen binnen de psychoanalyse argumenteren dat de motivering daarvan moet gezocht worden in het feit dat seksualiteit verwarrend is. Punt is, geen menselijke seksualiteit zonder remming, dit wil zeggen geen seksualiteit zonder walging en dergelijke. Tegelijk drukt seksualiteit zich uit, aldus Freud, in de kracht waarmee ze deze dammen kan afzwakken. Dat gebeurt in een sterke zin in de perversies. In de hysterie daarentegen is de neiging tot walging bijzonder sterk; walging is de combinatie van oraliteit en het anale. De dwangneurose is dan weer een buitensporige afweer van agressie waarmee alle seksualiteit omwille van de zindelijkheidstraining is verbonden. En normale seksualiteit? Zij is niet anders dan een wankel evenwicht tussen perverse en neurotische tendensen. Een derde alternatief is er niet.

Voor Freud is hysterie de uitvergroting van een tendens die in alle menselijke seksualiteit leeft. De oorzaak van hysterie situeert hij niet uitsluitend in toevallige factoren, maar eveneens in de constitutie of de dispositie van de drifthuishouding. Zeker, Freud erkent het belang van traumatische ontmoetingen, maar deze verklaren niet de individuele reacties van het organisme.

Ook bepaalde vormen van psychosen, de hallucinatorische verwardheid en de paranoia verklaart Freud vanuit het seksuele. Dat doet hij in zijn theorie van het narcisme. Het narcisme maakt duidelijk dat ook de eigen identiteit en de beleving ervan een centrale seksuele aangelegenheid is. Het probleem dat uitvergroot in sommige psychosen tot uiting komt is het lichamelijk verwarrende gegeven van de biseksualiteit dat, aldus Freud, los staat van de homoseksuele of heteroseksuele objectkeuze. Ben ik man of ben ik vrouw? De vraag waarmee mensen kunnen worstelen en waarop zij een antwoord moeten geven luidt als volgt: de biologie maakt ondubbelzinnig duidelijk dat je in anatomische zin man dan wel vrouw bent, maar aan de natuur hebben we weinig om te weten wat het betekent als man of vrouw door het leven te gaan. Want hoewel het anatomisch geslachtsverschil duidelijk is, zijn de secundaire geslachtsverschillen ongelijk verdeeld. Biseksualiteit is een algemeen menselijk gegeven en dat verklaart opnieuw waarom seksualiteit een verwarrende werkelijkheid is. [PaM]

Literatuur

Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: