- Duits: Opferkultur, die
Vanaf de jaren negentig van de vorige eeuw verschijnen er diverse publicaties over een zogenaamde ‘slachtoffercultuur’. Hiermee wordt bedoeld dat mensen op grote schaal geneigd zijn te kiezen voor de rol van slachtoffer, omdat deze rol voordelen met zich meebrengt, zoals aandacht, zorg en financiële tegemoetkomingen. Slachtofferschap ontwikkelt zich in deze gedachtegang zelfs tot een identiteit, waar men status en een vorm van onschendbaarheid aan ontleent. Dit gaat gepaard met een gevoel van achterstelling: gefixeerd op de slachtofferrol is het ‘nooit genoeg’. Daarnaast wijst de term op het feit dat krenkingen die groepen hebben ondergaan, soms eeuwen terug, als argument worden gebruikt voor genoegdoening in het heden. Om die reden wordt er ook van een claimcultuur gesproken. De term wordt verder geassocieerd met ‘inflatie van het traumabegrip’ waarbij kleine ongemakken in het leven, zelfs het niet winnen van een loterij, als traumatisch worden beleefd. Gevaren worden daarbij voorgesteld als ‘steeds erger’ en men voelt zich in toenemende mate bedreigd door daders die voortdurend harder moeten worden aangepakt. Professionals geven volgens critici van deze slachtoffercultuur uitgebreide, maar ineffectieve hulp, die zorgt voor een ‘leger van chronische patiënten’. Om die reden wordt ook gesproken van een traumacultuur.
De verklaringen voor het ontstaan van wat als een ‘slachtoffercultuur’ wordt omschreven, zijn divers. In Nederland is er een verklaring in omloop die de oorzaak legt bij de aanvankelijke schaamte in de omgang met de Tweede Wereldoorlog (angst voor verwenning), die is omgeslagen in massale erkenning en financiële compensatie voor talloze oorlogsslachtoffers. Dit werd versterkt door de dynamiek van achterstelling: elke nieuwe groep die zich meldde, voelde zich achtergesteld bij hen die al erkenning hadden gekregen. Hierbij sloten zich mensen aan die schokkende gebeurtenissen hadden meegemaakt, die niet aan de oorlog waren gerelateerd, zoals slachtoffers van rampen, mishandeling en misbruik. De zogenaamde ‘emancipatie van emoties’ in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw droeg hieraan bij. Een andere verklaring beschouwt de slachtoffercultuur als deel van een commerciële mediacultuur: het publiekelijk tonen van emoties via tv en andere media werd steeds meer geëxploiteerd en werd een basis van status en roem. De toename van het verschijnsel mediahype, de opkomst van het populisme en massale uitingen van rouw in het openbaar droegen hieraan bij. Een derde verklaring legt de oorzaak van de slachtoffercultuur in de zoektocht naar nieuwe bindingen, omdat oude gemeenschapsbanden verloren zijn gegaan of vervagen. Door fragmentering van de cultuur is er geen gedeelde moraal meer. Wanneer maatstaven voor goed en kwaad niet meer religieus of ideologisch zijn ingebed, zijn de enige criteria die ons resten de afkeer van wreedheid, de afwijzing van vernedering en de weerzin tegen leed.
Een probleem is dat de these van de slachtoffercultuur empirisch slecht wordt onderbouwd. Het gaat voornamelijk om anekdotes, er is nauwelijks systematisch onderzoek naar het verschijnsel gedaan. Er bestaat wel onderzoeksmateriaal over claims bij de rechter, deze nemen in Nederland echter niet noemenswaardig toe. Verzekeraars vergoeden geen kosten als verzekerden zelfstandig naar een advocaat stappen of een gerechtelijke procedure starten. Wel is er een praktijk gegroeid van opleggen van schadevergoedingen via de strafrechter middels voeging in het strafproces (wet Terwee). Er worden per jaar in Nederland ruim tienduizend van deze maatregelen opgelegd. Het gaat echter om eenvoudige zaken en kleine bedragen. In het algemeen hangt de claimcultuur in verschillende landen samen met de claimmogelijkheden (‘punitive damages’), het gedrag van advocaten (‘no cure no pay’) en het al dan niet beschikken over een goed sociaal zekerheidsstelsel.
Er zijn in het verleden in Nederland wel explosies van aanvragen geweest rond de Wet Uitkeringen Vervolgingsslachtoffers (WUV uit 1973) en er was een aantal malen sprake van collectieve paniek rond vermeend misbruik, zoals in 1987 bij de affaire Oude Pekela. In de jaren negentig en rond de eeuwwisseling was er veel commotie rond ‘zinloos geweld’ en rampen. In het veel gebruikte DSM-classificatiesysteem in de psychiatrie zijn in de jaren negentig de criteria voor PTSS ook verruimd. Wat in de these van de slachtoffercultuur echter over het hoofd wordt gezien, zijn de vele corrigerende reacties en de toegenomen terughoudendheid van professionals.
Slachtoffers van schokkende gebeurtenissen zijn soms zeer zichtbaar, maar volgens onderzoek vaker nog onzichtbaar. Slachtoffers die lijden aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS) melden zich laat bij de hulpverlening, zeker slachtoffers onder militairen en vluchtelingen. De diagnose PTSS wordt door de huisarts vaak gemist. Dat mensen niet of niet volledig herstellen, is vooral te wijten aan de ernst van hun trauma’s, waar ook zeer goede hulp in de regel een beperkte oplossing is. Op langdurige hulp gebaseerd op psychoanalytische inzichten wordt gekort. Het komt ook voor dat geoefende professionals van de heftige emoties van slachtoffers onvoldoende afstand nemen. Ook durven zij een mogelijke vermenging van dader- en slachtofferschap niet altijd onder ogen te zien. Het is echter veel te generaliserend om hier van een slachtoffercultuur te spreken. [FrH] Zie Traumaregime.
Literatuur
- Beunders, H. (2002) Publieke tranen, Amsterdam/Antwerpen, Contact.
- Boutellier, H. (1993) Solidariteit en Slachtofferschap. De morele betekenis van criminaliteit in een postmoderne cultuur, Nijmegen, SUN.
- Boutellier, H. (2002) De veiligheidsutopie. Hedendaags onbehagen en verlangen rond misdaad en straf, Den Haag, Boom Juridische Uitgevers.
- Buruma, I. (1999) De Olympische spelen van het lijden, Trouw, 16 januari.
- Hermans, F. (2010) Trauma en Beschaving. Een historisch-sociologisch onderzoek naar de opkomst en verbreiding van de zorg voor slachtoffers van schokkende gebeurtenissen, Amsterdam: Boom, Arq Psychotrauma Expert Groep.
- Withuis, J. (2002) Erkenning, Amsterdam, Meulenhoff.