Psychoanalytisch Woordenboek

Anna Guggenbühls dagboek

Anna G

Anna Guggenbühl

Vertaling van het eerste dagboekschrift (van twee) van Anna Guggenbühl over haar analyse bij Freud. Het dagboek is te vinden in: ‘Wie benimmt sich der Prof. Freud eigentlich?’ Het geeft een concreet beeld van Freuds werkwijze: vanaf het begin had hij een heel duidelijk idee hoe het zat met deze patiënte, hij was suggestief, direct en snel, en gebruikte veel symboliek  bij zijn droomduidingen. Dit laat eens te meer zien dat Freuds technische aanwijzingen vooral negatief waren, opsomden wat men niet moest doen. Dat verklaart waarom hij zich niet hield aan zijn eigen voorschriften.

Vertaling: Harry Stroeken

Opmerking vooraf
Om de lectuur zo eenvoudig mogelijk te maken zet ik verduidelijkingen, opmerkingen en noten tussen vierkante haken [ ] in de tekst erbij. De hier vertaalde passages staan op pagina 41 tot 64 in het boek. Het beslaat ruim een maand vanaf de eerste zitting op vrijdag 1 april 1921.

 

Eerste schrift

A: Toen ik vier jaar oud was in Straszburg, was mijn kleine nicht een dikke zuigeling. Ik kneep haar en kwelde haar altijd als ik alleen was, tot zij huilde. Een keer trok ik op het balkon alle jonge plantjes uit, die ik beschouwde als onkruid. Toevallig ontdekte ik daar de onanie doordat ik mij tegen een uitstekende rand aan drukte.

F: Dat is een buitengewoon goede herinnering. Plaagde u ook uw kleine broertje?

A: Ja, ik legde hem bijvoorbeeld op de rug, zodat hij niet meer kon opstaan.

F: U begon met die onanie toen u zich eenzaam voelde. Men hield niet meer zo van u als toen u nog alleen was. Daarom nam u ook wraak op het kleine kind en het symbool ervan, de jonge plantjes.

A: Toen mijn broer Walter [Anna heeft twee jongere broers: Walter en Adolf/Dölf] ter wereld kwam, vroeg ik toen ik hem zag; waarom huilt hij niet?

F: U had hem dus het liefste weer in huilende toestand gezien zoals het nichtje.

————————————-

Men ziet duidelijk drie lagen in uw leven: De bovenste verdieping, dat is het huidige conflict met Richard enz. [Richard is al zeven jaar haar verloofde; het huwelijk is gepland voor komende herfst.] De middelste laag betreft uw verhouding tot uw broer. De onderste verdieping, die met de ouders samenhangt, is u nog helemaal onbewust en is het belangrijkste. Daarvan is de verhouding tot uw broer een afgeleide.

————————————-

Later. Ik vertel: toen ik op het gymnasium zat dacht ik, ik zou graag van een jongen houden die oneindig droevig zou zijn en voor wie door mij het leven mogelijk zou zijn en die dan ook gelukkig zou worden.

F: Dus iets dergelijks als bij uw broer.

Later dacht ik dat ik graag zeven kinderen zou hebben, van de vader maakte ik mij geen voorstelling.

F: eigenlijk zeven mannen. Zeven?

Adam had zeven zonen. Tapedöne [onduidelijke verwijzing] hangt zijn zeven zonen op. De Hungerueli / Isegrind vreet zijn zeven kleine kinderen op. [dit slaat op een Zwitsers kindersprookje.] Ik geloof dat katers hun jongen opvreten.

F: U raakt zo dicht aan het geheim van de onderste verdieping, dat ik het u verraden kan: U hield van uw vader en u hebt hem zijn ontrouw met uw moeder nooit vergeven. U wilde de moeder van het kind [de broer] zijn en U wenste daarom uw moeder, die uw geliefde wegnam, de dood. Gaandeweg zult u daarvoor bewijzen leveren en zal het raadsel worden opgelost waarom u niet van uw broer loskomt.

————————————-

Men kan duidelijk drie lagen in uw leven onderkennen: de actuele; de laag die de broers betreft; dan de diepste die met de ouders samenhangt. Pathologisch is het lange heen en weer pendelen of u met Richard moet trouwen of niet; dat het niet tot een beslissing komt, bewijst dat er iets anders achter moet zitten, dat zoals u zelf inziet met de broers en met de ouders samenhangt.

A: Ik heb in Parijs zo veel van Walter gehouden, hij leek mij opeens het ideaal, niet meer Adolf.

F: U glijdt van de een naar de ander, zoals bij de geliefden. De geliefden zijn substituut broers, daarom zijn zij even oud, eigenlijk sociaal jonger.

Ik zou graag naar Rusland gaan. Zoals die zonen en dochters van de aristocratie die bij de laatste revolutie hun familie verlieten, zou ik graag weggaan en dit milieu verlaten waar ik niet bij hoor. Ik denk aan dat stuk van Schnitzler ‘der Flötenton’ [Heet eigenlijk ‘Die Hirtenflöte’].

F: Dat is precies uw conflict.

 

15 april 1921

Ik heb twee dromen gehad: Er was een schizofreen en mijn moeder en grootmoeder en het was onaangenaam. Dan was er een andere droom: Een kous van brokaat, blauw en goud gestikt, maar hij was grof gestikt; het was een goedkoop brokaat, de draden lagen er zo bovenop.

Wat valt u in bij de schizofreen?

Ik heb ooit gedacht dat Richard schizofreen was; toen we op een wei wandelden en hij plotseling midden in een belangrijk gesprek de paarden ging bekijken die voorbij liepen, dacht ik: nu is hij geblokkeerd [gesperrt**; technische term in verband met schizofrenie]. Hans Peter was, is werkelijk schizofreen. Immer [naam van een vriend] eveneens. Ik meende ook dat de familie van de beeldhouwer [de man die zij in Parijs heeft leren kennen en met wie zij zal trouwen.] schizoïde was, omdat een broer leraar is en niet wil trouwen en zijn zus J. boven de dertig is en eveneens ongetrouwd. Toen Adolf de neurose had, dacht ik, ik wil de psychoanalyse leren, als hij het nog een paar jaar uithoudt; omdat ik zo van hem houd, zullen mij capaciteiten groter zijn als die van een of ander. Toen bij Richard dacht ik weer, ik wil alles leren, opdat ik alles doorzie. Nu leer ik het vanwege mezelf.

Kous?

Een condoom noemt men, meen ik, een Parijse kous. Het was grof gestikt, goedkoop brokaat, zoals bij een tasje dat ik mijn nicht voor Kerstmis wilde schenken. Bij kunstlicht zag het er heel mooi uit, maar bij daglicht was het goedkoop. Ik ruilde het dan om voor een mooier tasje.

Het mannelijke symbool wordt dus door een vrouwelijk vervangen – een tasje.

Op deze nicht was ik ooit jaloers. Zij had de bedoeling ook naar Genève te gaan en ik dacht aan de mogelijkheid dat Richard verliefd op haar zou kunnen worden. Ik dacht: zij moet sterven, en hield het voor mogelijk haar met mijn wens te doden.

Blauw en goud?

Blauw en goud was het tasje dat mijn broer gaf aan Helen. Hij gaf haar ook een kous vol geschenken. Iedere morgen schonk hij haar wat anders. Een keer een juwelenkistje, een keer een appel van was. Juwelenkistjes doen mij het meeste plezier, daar heb ik een verzameling van. Eigenlijk was het kistje dat Dölf aan Helen gaf niet zo mooi; ik vond een heel mooi in Parijs dat ik Helen wilde schenken. Maar ik durfde niet.

Dacht u dat het haar geen geluk zou brengen?

Ja. Ik meende een keer dat mijn moeder een heks was; toen ik ongeveer 18 jaar oud was en ik ’s nachts schreeuwde, kwam zij in nachthemd aan mijn bed. Niet een gewone heks. Een keer droomde ik mij als kind dat mijn overgrootmoeder van was gemaakt was. Zij was van was en draaide zich. Dat is het afschuwelijkste. Ik was ooit op een jaarmarkt met de andere grootmoeder en keek door een glas [verrekijker]. Toen zag ik een man op de treeplank van een koets staan. Hij vermoordde iemand. Heette hij Dreifusz? Het was afschuwelijk. Zo plastisch als van was.

De laatste keer zagen wij dat u zich verveelde, dat u iemand zou willen liefhebben. Er zijn maar twee wegen voor een analyse: De ene [groep] mensen moet alles doen, de andere [groep] bij wie genoeg psychisch materiaal beschikbaar is, beslist alles in de psyche. Als het mogelijk is, laat dan de avonturen achterwege. Verdraag het ze te missen, zodat alles duidelijker in het uur tevoorschijn komt.

 

18 april 1921

1. Droom: Ik lag ’s avonds in bed, het licht was aangestoken. Toen zag ik links van mijn hoofd op het linnen walgelijke vlekken, bruinachtig. In de vloeistof (het spul was nog vochtig) bewogen zich weerzinwekkende kleine wormpjes. Het stond me tegen, ik riep papa en hij kwam en lachte alleen maar een beetje, hij had geen angst. Het was zoals wanneer ik als kind angstig was en hij kwam.
2. Droom: Helen droeg een gestikte jurk en vroeg mij: bevalt hij je? Ik zei: Ja, hij is prachtig, maar hij was niet zo mooi; ik huichelde. Helen had met die vraag eigenlijk bedoeld, of een tapijt mij beviel, dat eveneens gestikt was. [Dubbele betekenis van Kleid] Het tapijt was weliswaar mooier dan de jurk en rechtvaardigde eerder mijn antwoord, maar het stikwerk was ook tamelijk grof; iets Bulgaars zo te zien, niet nieuw.

Freud: Het is juister, de tweede versere droom eerst te nemen. Hij bevat weer gesproken woord en dat is gewoonlijk ontleend aan werkelijk gesproken woorden.

Met Kerstmis een jaar geleden had mijn nicht voor mijn moeder een zakdoek gestikt en ik zei: Hij is werkelijk schattig, ofschoon hij me niet beviel. Mijn broer zei naderhand: Jij hebt het ver gebracht in het huichelen. Toen Helene in Parijs was huichelde ik ook vanwege haar mantel, toen ze me vroeg hoe ik hem vond. Hij beviel me op het eerste ogenblik niet zo goed, als ik zei.

F: De gestikte zakdoek en de mantel hebben zich dus verdicht tot het gestikte kleed.

Ik was tot mijn verdriet in Parijs blij, omdat Helene niet zo elegant was als ik soms. Thuis, toen ik mijn rokken demonstreerde, werden Dölf en Richard treurig. Ik ook, want mijn boze bedoelingen hadden doel getroffen: Dölf tot bewondering aan te zetten en Richard te intimideren.
Tapijt: Het Smyrnatapijt in de erker heeft bruinachtige vlekken van koffie, die Dölf en zijn vrienden daar gedronken hebben.

F: U gaat dus over naar de eerste droom, de bruinachtige vlekken.

Toen ik met de beeldhouwer in mijn nieuwe jurk in een café binnenging knoeide een jonge kunstenaar koffie over mijn jurk. Ik lachte een beetje en zei: Dat maakt niks uit. Ooit omarmde de beeldhouwer mij en naderhand had ik vlekken op mijn jurk, maar dat waren andere. Hij was geschrokken, maar ik zei: dat maakt helemaal niets uit.

F: U roept dus in de droom uw vader te hulp tegen de agressies van de jonge mannen. U vlucht naar vader. Uw onbewuste geeft dus de eerste bevestiging van mijn bewering, dat uw vader uw eerste geliefde was. Hebt u de studie over een hysterie gelezen: Dora?

Ja, maar ik weet er niets meer van.

Uw droom is volledig gevormd naar Dora. U stelt zich dus op de plaats van Dora, die verliefd is op haar vader. [Freud gebruikt het geval Dora als voorbeeld, terwijl wij dat nu als een mislukking beschouwen.] Eerst komt de intellectuele bereidheid, men erkent de bewijzen van het onbewuste; pas dan geeft men ook gevoelsmatig toe en tenslotte komen als afsluiting nog de directe herinneringen. De liefde voor uw broer, die immers bewust is, is niet de diepste laag en daarom is het bewustzijn van geen nut voor uw bestaan; u kunt zich immers bewust is, is niet de diepste laag en daarom is het bewustzijn van geen nut voor uw bestaan; u kunt zich daar niet van bevrijden, want zij hangt van de diepere laag af.

 

19 april 1921

Ik denk bij ‘tapijt’ aan een tapijt van bloemen. Het kwam in mijn droom op toen ik in Teufen was; ik val in een afgrond en toen ik beneden aankwam lag ik op louter vergeet me nietjes (+ droom van de oude vrouw). Ik had in Teufen vreselijk heimwee. Toen ik nog geen vier jaar oud was ging mijn moeder met mij vaak naar grootmoeder, naar Auszersihl. Wij liepen door een kastanjelaan (Geszener-laan) en zij duwde de wagen met Adolfi. Ik hoorde de treinen fluiten en had heimwee, ik was alleen.

Freud: Was uw vader vaak op reis? U had dus heimwee naar hem.

In het vakantietehuis Enge had ik ook zo’n heimwee, hij kwam dan op zondag; ik huilde de hele dag, omdat hij weer wegging. Ik heb mij ooit als kind van ongeveer tien jaar voorgesteld hoe het zou zijn als ik met hem zou slapen, maar alleen als spel, zonder wens. De overgrootmoeder opeens van was gemaakt. Dat lied in de Faust kwam mij altijd zo bekend voor, vreselijk: ‘Daar zit mijn moeder op een steen en schudt met het hoofd.’ Zoiets is het. Daarnaast heet het: Mijn moeder heb ik omgebracht, mijn kind heb ik verdronken.

F: Het ‘was worden’, dat wil zeggen de dood van de overgrootmoeder, is een vervanging voor de gewenste dood van moeder.

Toen ik mijn knie verstuikte dacht ik: Het is zoals bij mijn broer, die na het eindexamen de voet verstuikte toen hij plezier wilde maken; maar het is zeker een straf omdat ik de zus van Richard heb toegewenst dat zij een stijve knie zou krijgen. Zij had zich verzet tegen mijn liefde, respectievelijk verloving.

F: Het onbewuste gaf haar achteraf gelijk en zei: omdat ik niet meer van Richard houd, is zij nu tevergeefs verwenst.

Ik: Zij had zich ook zo tegenover Richard gedragen; toen hij uitgesloten werd uit de studentenvereniging wilde zij niet meer met hem omgaan. Hij wilde zich van het leven beroven en zat op een steen aan [de rivier] de Aare. Toen kwam er een oudere heer, die met hem praatte en het was alsof hij alles wist.

F: Uw verloofde zit dus ook op een steen, om te sterven. U brengt dus de doodswens op dit gebied over.

Ik denk afwisselend, hij moet sterven of ik.

 

21.IV.1921

Droom: Vrienden van Adolf en Walti waren er, maar zij waren allebei een beetje jonger. Zij zwommen het meer op en de zon scheen. Oesch was er en was heel klein, ik hielp hem over een muur, omdat hij dat alleen niet kon en verder de tuin in gooide hij zich plotseling op mij en omarmde mij. Ik was een beetje verbaasd, dat zo’n jongetje dat waagde en het zat me niet helemaal lekker vanwege de mensen die toekeken. Toen had ik een schattig klein juwelenkistje. Ik zei: Het deksel lijkt wel een schaakbord, maar toen ik het openmaakte leek het helemaal niet op een schaakbord. Er zaten allerliefste dingen in, bijvoorbeeld een kleine trouwring, louter figuren uit papier gesneden om op te stellen. Ik wilde Margrit er iets van geven, maar ik had er spijt van.-

F: De vele vrienden…

Ze waren allemaal klein, bijna als kinderen. Oesch was bijzonder klein. Ik hielp hem over de muur, dat wil zeggen ik verleidde hem tot de liefde.

F: Laten we gebruik maken van de symbolen, die wij kennen.

Schaakbord: Mijn vader zei onlangs, dat hij met mijn moeder had geschaakt voordat zij zich verloofden en toen had hij haar gevraagd of zij zijn koningin wilde zijn.

————————————-

F: U kunt ook zelf de symbolen benutten, opdat u samenhang krijgt, wanneer u met de associaties niet verder komt. Muur, is de muur die moet worden overwonnen om u te omarmen.

Dat is het maagdenvlies. Het kleine geldkistje is het genitaal.

F: De droom laat heel mooi de tendensen zien uit het verleden. Het geldkistje is als een schaakbord, dat wil zeggen u gaat zitten op de plaats van moeder, maar later [denkt u] het is er toch geen, dat wil zeggen u wendt zich af van uw vader. De vrienden, de kleinen die daar rond zwemmen, zijn symbolen voor het mannelijk lid. U helpt hem over de muur te komen, dat wil zeggen u wilt een echte defloratie, die dan tot een huwelijk leidt (kleine trouwring in het juwelenkistje). U gunt het huwelijk niet aan uw nicht, Margrit. De zon is altijd de vader.

De zon scheen op dezelfde manier in twee andere dromen:

I: Ik lag ’s morgens in bed en de zon scheen door de verandadeur naar binnen, heel mooi. Toen kwamen de vrienden van Adolf en ook Walti naar binnen; hij legde een boek op de deken. Ik zei: jullie moeten nu weer de kamer uit vanwege moeder.

II. Droom uit de gymnasiumtijd: Ik zat op de keukentafel, de zon scheen heel mooi door het raam naar binnen, ik had een jonge seringentak in de hand, met jonge groene blaadjes. Ze waren nog niet in bloei.

De tafel is de moeder. Ik denk eraan dat met Vastenavond moeder koekjes maakt op de witte tafel, die vol meel ligt: ‘Vandaag is het Vastenavond, waarop de moeder koekjes maakt en de vader ronddanst en moeder de koekjes wegneemt.’ [Dit is een oude narrenspreuk met Vastenavond, waarop koekjes gebakken werden.]

F: U gaat op tafel zitten, als een koekje; de koekjes zijn de kinderen, die door de moeder worden gemaakt.

Ik: De vader eet de koekjes op zoals de Hungerueli Isegrind de zeven kinderen opvreet. [Naar een Zwitsers kinderversje.] Eens liep een hond achter mij aan, ik moest hem steeds herfsttwijgen uit een boeket toewerpen opdat hij niet zou bijten. Het was zoals de geschiedenis van de wolven in Rusland, die de slee achterna rennen en die men dekens toegooit enz. Een keer toen ik ongeveer negen jaar oud was, liep ik uit school naar huis en ik zag een jongen onze foxterriër slaan met een stokje. Ik gaf hem een oorvijg. Daarop gingen hij en zijn moeder thuis over mij klagen. Alleen grootmoeder was thuis. Zij wilde mij op de kleine veranda slepen opdat ik de jongen om vergeving zou vragen in het bijzin van alle mensen die zich daar voor de tuin hadden verzameld. Ik deed het niet, maar zij sleepte mij met het dienstmeisje samen naar buiten.

 

22.IV.1921

Het stokje is een toverstokje (de seringentak van de laatste droom). Een stokje zoals de ‘watermakers’ hebben. [Zwitsers: wichelroede om waterbronnen te zoeken.]

F: Herinnert u zich niet dat u zich ooit bij de onanie kinderen voorstelde die werden geslagen? [Freud was in de periode bezig geweest met ‘Een kind wordt geslagen’ (1919e).]

Ik stelde mij voor dat ik zelf door een imaginaire man werd geslagen. Eens, maar slechts een enkele keer, toen papa Adolf dreigde dat hij hem zou slaan als we thuis zouden zijn, had ik een gevoel van huiver verbonden met enige opwinding, maar zodra die dreiging uitgevoerd werd, niet meer. Het was precies ooit de enige dreiging.

F: Het is de wens door de vader zelf geslagen te worden, want dat betekent voor een meisje (kind) seksueel bemind te worden. Uit het verlangen naar liefde in combinatie met slecht geweten. Later neemt het dan de vorm aan van alleen maar uitgescholden willen worden. In de analyse, als de weerstanden komen, gedraagt u zich dan op een dergelijke manier, omdat ik de vader vertegenwoordig. Bijvoorbeeld het idee dat de kuur geen nut heeft etc. is daar al een begin van. De bezorgdheid, dat u later een nog dommer huwelijk sluit, omdat u het niet uithoudt, is zinloos, want het is immers het doel van de kuur dat u deze drift leert beheersen en dus kunt trouwen uit vrije keuze, en niet uit angst voor de drift. Deze tegenwerping doet denken aan de geschiedenis van de ganzenhoeder en de paardenhoeder, die zich voorstellen wat zij zouden doen als zij de lotto zouden winnen. De paardenhoeder beschrijft zijn paleis waarin hij dan zou wonen, de bedienden enz. De ganzenhoeder zegt, dat hij zijn ganzen alleen nog op een paard zittend zou hoeden. De idee, dat u te oud zou zijn om een nieuw leven te beginnen mist des te meer iedere grond, omdat u door uw studie uw puberteit buitengewoon lang heeft gerekt en nog niet veel heeft beleefd.

————————————-

In Burghölzli [psychiatrische kliniek in Zürich waar zij de psychiatrische opleiding had gedaan] was een meisje dat heel intelligent was en vol psychologisch begrip; zij heette [ook] Anna. Zij wilde stenografie leren, maar zij kwam niet verder dan de eerste bladzijde; zij kon zich helemaal niet meer concentreren. Ik kan mij ook niet meer concentreren.

F: Aha een Zwitserse National-diagnose!

 

25 april 1921

Goethe wilde toen hij al tamelijk oud was met een meisje trouwen. Vroeger dacht ik, natuurlijk wilde zij dat niet, maar nu begrijp ik heel goed, hoe men een oudere man kan trouwen. Dat wil dus zeggen: ik zou u eventueel graag trouwen, ik houd al heel veel van u.

F: Dat is nu de overdracht op mij van de oude liefde en verliefdheid die u voor uw vader had. Ook de pijnlijke teleurstelling, de jaloezie etc. zullen dan tevoorschijn komen.

 

26 april 1921

Ik hoorde in de wachtkamer de patiënt vóór mij, de jonge man, het woord ‘Chlorophyll’ uitspreken. Ik dacht zo’n associatie zou mij nooit te binnen schieten. Ik ben zo waanzinnig ongecultiveerd. De humanistische Bildung ontbreekt bij mij immers helemaal en de natuurwetenschappelijke is ook langs me afgegleden.

F: U wilt uzelf dus naar beneden halen in intellectueel opzicht. Bij andere vrouwen betreft dat gewoonlijk hun lichaam. Zij vertellen bijvoorbeeld dat zij aambeien hebben etc.

Pauze, mij schiet niets te binnen.

F: Dat is dus een bijzondere weerstand die met de overdracht te maken heeft.

Ik houd onbeschrijflijk veel van u, zoals ik nog nooit iemand heb liefgehad, lijkt me.

F: Deze liefde voor vader was zo enorm, dat alle latere liefdes een zwak aftreksel vormen. Van de intensiteit van de kinderliefde heeft men geen benul; zij is immers slechts potentieel aanwezig, wordt nooit in daden omgezet.

Ik dacht als kind altijd: als ik maar nooit een ongelukkige liefde hoef te beleven, dat zou ik niet kunnen verdragen, want mijn liefde is groter dan die van andere mensen.

F: Dat alles kon u alleen bedenken, omdat u al eens een teleurstelling had doorgemaakt, die u zich niet meer herinnerde. Wanneer u zich naar beneden haalt doet u dat om mij tot liefde te verleiden, zoals bijvoorbeeld die dame met de aambeien.

Maar waarom ontstaat nu bij mij de neurose, alle mensen hebben immers deze teleurstelling.

F: Ten eerste verschilt de hartstochtelijkheid van mensen in intensiteit. Er bestaat een grootte van hartstocht, die door het kind niet meer kan worden gecontroleerd. Ten tweede is het gedrag van de anderen daaraan schuld.

 

26 april 1921

Droom: hij is in drie delen.
1. Ik zit op de wc en er zijn veel mensen bij. Ik kan de urine niet lozen en sta tenslotte weer op, omdat het me niet helemaal naar de zin is dat zoveel mensen toekijken.
2. Ik zit op de wc en een man, misschien een Spanjaard, staat in de deur, en dringt zich naar binnen. Ik beknel zijn vinger, doordat ik de deur dichtsla.
3. Oom Arthur zegt over Richard: Hij is werkelijk een heel goede vent en niet erg slim. (Zodat die twee delen niet bij elkaar passen. Want het moest zijn ‘maar’ niet erg slim.)

Ad 2: De Spanjaard houdt de vinger in de deurspleet en ik beknel zijn vinger: Richard vertelde een keer over twee geliefden die in een koude winternacht bevroren omdat de man zijn lid niet meer terug kon trekken.
Wc: Op het examen had ik deze casus: een meisje aborteerde een kind, dat dan in de zevende maand als te vroeg geboren in de wc viel.

Fr: Vroeggeboorte = wc  [woordspeling op  ‘Abort’]. De wc is dus de beeldende voorstelling van de abortus.

De verloofde van Margrit had iets te maken met een abortus, waarbij hij een bedenkelijke rol heeft gespeeld. Ook Richard had te maken met de andere abortus, waarbij hij zijn onbetrouwbaarheid bewees.
Spanjaard– of Hongaar. Gisteren was ik met een Hongaar, die vandaag het pension heeft verlaten, in een koffiehuis.
Bij de eerste droom: Dölf was als jongen bang voor het ruisen van het water in de wc [lawaai bij het doorspoelen], ik niet. Hij geloofde dat er een watergeest [Duits: Nixe] in zat.

Fr: Het ruisen herinnert aan het geruis dat uw moeder maakte bij het urineren, waar hij als klein kind bij was. Watergeest = moedersymbool, naakte vrouw in het water. U hoeft om begrijpelijke redenen niet bang te zijn. De eerste droom betekent eenvoudig een uitbeelding van u zelf als vrouw. U zit bij het plassen. De gêne is op de achtergrond.
Dan de inval van de angst van uw broer bij het geruis wijst daarop. Deel twee is als een uitbeelding in een roman. De Hongaar is in de droom tot held geworden in een liefdesstuk. U wilt hem vasthouden.
Deel 3 is duidelijk van de bovenste verdieping.

Associatie bij zich generen voor het toilet: papa geneerde zich altijd als wij snel op de slaapkamer kwamen en hij zich bijvoorbeeld aan het verkleden was. Omgekeerd zou hij zich niet gehinderd gevoeld hebben om in de slaapkamer te komen wanneer ik me ’s avonds uitkleedde. In de puberteit ergerde mij dat zeer. Ik had het gevoel dat hij erotische gevoelens naar mij had.

 

27 april 1921

Droom: Een of andere kleine vriend van Walter houdt een beetje van me, omarmde mij waarschijnlijk.

————————————-

Erna was ik met papa op een rechte landweg. Ik dacht erover na of ik mijn jas in een smalle kast moest hangen of niet. Tenslotte hing ik mijn jas, een paraplu en nog een klein ding in de kast en ging zonder kleren met papa wandelen op de rechte landweg in de zon. Toen kwamen mensen en ik schaamde mij vanwege mijn naaktheid en ook omdat er iets aan mij was wat er niet moest zijn; ik geloof dat ik lelijke schouders had, iets onedels. Ik was in een hotel bij het aanbreken van de nacht. Er was iets met een rekening die ik moest betalen en nicht Margrit was er ook. De kleine betekent het [mannelijk] lid, dat wil zeggen ik had omgang met mijn vader. De kast stond in het anatomielokaal; destijds sprak ik altijd met Richard af bij die kast. Ik hing daar werkelijk mijn jas, paraplu en schrift. Een keer meende hij dat ik zijn schrift kwijt gemaakt had, hij maakte een scène; maar het was niet waar, hij had het zelf verkeerd neergelegd. Hij gedroeg zich slecht in deze kwestie.

F: Vader en Richard zijn dus hier in de droom tot één persoon vermengd. U bent ontevreden met Richard.

————————————-

Ik heb hoge schouderbladen: de vriendin Hedwig in Parijs was niet mooi om te zien. Ik zag haar toen ze ziek was en dacht dat ik onmogelijk van haar zou kunnen houden. Ook zou een dergelijk onedel lichaam geen toeval kunnen zijn. Ik zelf heb mooie afvallende schouders. In de droom heb ik dus iets ordinairs aan me.
Landweg – In de droom over de landweg die ik als kind had was het diezelfde rechte straat. Rechts en links was een moeras en vele handen wilden mij in dat moeras trekken – ik dacht, het heeft te maken met mijn onanie. Het hotel is een bordeel. Bij deze onanie stel ik me voor dat ik in een huis ben met andere meisjes zoals ik. Een onbekende man sloeg mij en had omgang met mij.

Fr: Wie was die onbekende wel?

Vader.
Toen wij het huis betrokken waar wij nu wonen, zei hij: hoe aangenaam, het is als een hotel. Adolf had hetzelfde idee als ik in het andere huis: De gang leek ons een bordeel, hoewel wij er nog nooit een gezien hadden. Zijn geliefde, die zeer erotisch was, werd later een prostituee. Ik dacht, wanneer ik zo was als zij, dat wil zeggen zoveel successen had en tegelijkertijd mijn eigen sterke eigenschappen, dan had ik alles. Nicht Margrit is alleen maar mooi; maar ik dacht: ik heb het betere karakter, de grotere energie.

Fr: De jas en de paraplu zijn symbolen.

Dat weet ik.

Fr: Dat betekent dus dat u uw mannelijkheid aflegt en er trots op bent dat u een vrouw bent; later schaamt u zich dan weer dat u een vrouw bent. U hebt een sterk mannelijkheidscomplex. Misschien hebt u er spijt van gehad een meisje te zijn toen uw broer ter wereld kwam. U zei toch dat uw vader veel van hem hield, eigenlijk het meeste.

 

30 april 1921

Een man, waarschijnlijk met een slecht karakter, een Don Juan. Ik zei met betrekking tot hem tegen mijn nicht Margrit of [vriendin] Anni Scheidegger: In de grond is ieder mens een seringentak Daarmee wil ik zeggen, dat in iedere mens iets goeds steekt. Adolf gaf Helen een ring van jade, die als steen een blad of hart had.

F: U bent de Don Juan.

Droom: ik ben in een mijn. Een jonge vrouwelijke arts vertelt mij over haar zus, die ook een jonge arts is ( zij is gehuwd) dat zij zeven intelligente jongens heeft en een lamlendig meisje. Ik verwonder mij daarover niet: ‘Met uw intelligentie is dat te verwachten’, zei ik. Op de terugweg zegt papa of mama: Jij moet niet tegen iedereen vertellen dat Richard en jij zó arm zijn, dat jullie geen noten meer kunnen eten. Ik zeg daarop: ik vertel in de psychoanalyse toch ook alles en ik heb deze vooroordelen nu helemaal afgelegd.

————————————-

Tegen een landloper is een bevel tot aanhouding uitgevaardigd en twee dienders zoeken hem. Hij verkleedt zich nu eens als vrouw, dan weer als man. Eindelijk heeft men hem te pakken en het signalement klopt. Daar staat ook in dat hij scheel kijkt. Hij kijkt echt scheel. De diender vraagt: kijkt u scheel naar links of naar rechts? De landloper kijkt dan steeds meer scheel naar de tegenovergestelde kant, zodat de domme diender hem niet meer kan arresteren.

————————————-

Mama, dat was eigenlijk een geslaagd idee van mij te geloven dat ik houd van [studiegenoot] Merian. Analyse: De mijn is het onderaardse van de ziel, het onbewuste. De vrouwelijk arts en haar zus ben ik zelf. Ik heb mij zeven jongens gewenst en dacht: ik moet toch ook een meisje hebben. De laatste tijd nam ik mij voor mijzelf helemaal geen voorstellingen te maken van de toekomstige kinderen, opdat ik dan niet teleurgesteld ben. Waarschijnlijk krijg ik wat ik niet graag heb: een dochter die stil op een stoel zit en naait en geen belangstelling heeft voor de wereld. Dus lamlendig is. De landloper is de weerstand. Hij verkleedt zich nu eens als vrouw dan weer als man, volgens het zogenaamde mannelijkheidscomplex. Kijkt scheel naar rechts of naar links: Riklin [Zwitsers psychiater] zei: dat ik mij moest losmaken van moeder en u zegt van vader. U en Riklin zijn de domme dienders. De landloper wijkt dus uit doordat hij dan naar de andere kant scheel kijkt; momenteel naar de moeder, omdat u steeds de liefdesbetrekkingen tot de vader wilt blootleggen. Van deze Merian moet ik niets hebben. In het bijzonder toen hij mij een brief schreef, waarin hij alleen maar over het weer schreef en zeer, zeer onintelligent. De beeldhouwer schreef mij ook een domme brief, die mij ontnuchterde.

F: De mannen komen er dus niet goed vanaf in deze droom. Misschien zegt hij dat u nu de homoseksuele componenten weer wilt laten opleven. –

Andere droom: Ik ga naar [vriendin] Gertrud Birnstiel, ik ben in een vreemde stad, en ik vertel haar dat de arts in het verzorgingshuis mij heeft geadviseerd nu toch mijn meniscus eruit te laten halen. Morgen is de operatie. Ik ben heel bang, dat er infectie in mijn knie komt en die stijf blijft. Om Gods wil, dan zou ik immers niet meer kunnen dansen. T. Birnstiel zegt, dat dat een foute afspraak is, die afgelast zou moeten worden, en dat ik zeker twee maanden in het ziekenhuis moet liggen. ‘Dat houd ik niet uit’, maar ik weet dat het al te laat is, dat alles geregeld is.

————————————-

Analyse: Ik ben bang dat na de analyse niet veel mannen meer verliefd op mij worden; dansen en liefde is hetzelfde. Ook nu is het niet uit te houden zonder iemand die van mij houdt. Ik reken uit dat de analyse nog ongeveer twee maanden duurt (midden juli) Het komt mij voor dat het een waanidee van me was hierheen te komen. Met moeite herinner ik mij dat ik helemaal niet anders kon.

————————————-

 

4 mei 1921

Droom: Ik had een rode vlek in het gezicht, die dikker was. Een vriendin vroeg mij: is die vlek van het kussen door je geliefde? Ik antwoordde: nee, door ongedierte. Ik drukte erop en langzaam kwam er iets grijsachtigs uit bij het drukken. Ik dacht, als ik daar maar niet blijvend door mismaakt word. Analyse: Ik heb ik werkelijkheid rode vlekken en beten door de luizen en ik dacht gisteren: ik ben als de gevangenen in de Opstanding [roman van Tolstoi] luizenvoer.

[Hier begint het tweede schrift, maar omdat de zitting van 4 mei nog doorloopt nemen wij die nog mee.]

Ik ben eenzaam opgesloten. In plaats dat de geliefde mij van liefde opvreet, vreet ongedierte mij op. Een meisje was in Burghölzli voordat ik er wegging. Dat meisje, van wie Bleuler de diagnose stelde: hardleerse hoer. Zij had een eenzijdige gonorroe infectie van het kniegewricht en Bleuler zei: als die gonokokken zo’n vrouw nu eens helemaal zouden opvreten!

F: Maar daarnaast heeft de droom nog een diepere betekenis. Wanneer u dat rode gezwel uitdrukt, doet dat u aan iets denken.

Mee-eters. Ongedierte is het symbool voor kinderen.

Mee-eter is daar ook een goede aanduiding voor, en komt vaak voor. Eerst voedt men ze van hetgeen men eet en uiteindelijk vreten de kinderen iemand nog op, dat wil zeggen alles wat men heeft. Ook de angst voor mismaaktheid is gerechtigd bij talrijke kinderen.

Ik: vanmorgen stak ik mij in de vinger, er kwam een druppel bloed uit en ik dacht, dat betekent dat ik mij een kind wens. De moeder van Sneeuwwitje stak zich in de vinger bij het naaien en wenste zich een kind!

F: Omdat de libido gestuwd wordt, doordat zij niet bij de man kan, komen al deze wensen duidelijker tevoorschijn. Dat is ook de zin van de abstinentie.

 

Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: