De volgende tekst van Freud is niet opgenomen in ‘Werken’, omdat deze in 2006 nog onbekend was. Freud beschrijft hoe hij de ontwikkeling van de psychoanalyse ziet aan het begin van de jaren twintig.
De tekst is te vinden in: G. Fichtner (2007) Von der ‘Psychische Behandlung’ zur Psychoanalyse. Luzifer-Amor, Heft 40, 122-141.
Vertaling en inleiding: Harry Stroeken
Toen er in 1918 een nieuwe uitgave zou komen van het boek waarin Freud het hoofdstuk Psychische Behandlung had bijgedragen, wilde hij dat up to date maken en nieuwe ontwikkelingen vermelden, want hij had die tekst ongeveer twintig jaar daarvoor geschreven. Hij heeft toen voor de nieuwe uitgave gewoon een stukje eraan geplakt. Dat sluit naadloos aan bij Werken 1, p. 116.
Grosso modo zou je kunnen zeggen: dit is de ruim twintigjarige ontwikkeling zoals Freud die zag tussen Studien über Hysterie en Vorlesungen zur Einführung in die Psychoanalyse. Wat bij lezing meteen opvalt is dat de ‘overdracht’ in Freuds gedachtegang nog steeds niet de plaats krijgt die hij nu volgens ons zou verdienen. In ons relationele denken staat de overdracht op het eerste plan, terwijl Freud overdracht nog als een hinderlijk bijverschijnsel zag dat in de categorie ‘weerstand’ thuishoorde.
Zie hier Freuds tekst:
‘Een dergelijke behandelmethode, waarvan men na meer dan 20 jaar studie mag beweren, dat zij veel dieper gaande en duurzamer beïnvloedingen mogelijk maakt, is de zogenaamde psychoanalyse. Het is helaas heel moeilijk voor de leek een juist beeld van het wezen en de werking van de psychoanalyse te geven. De volgende opmerkingen hebben hun doel bereikt, wanneer zij het publiek een eerste oriëntatie over de nieuwe geneeswijze bieden, die tegenwoordig op allerlei plaatsen wordt geprobeerd, bestudeerd, geprezen of verworpen.
Van de behandeling met hypnotische suggestie moet men stellen, dat zij in het zielenleven van de zieke iets nieuws invoert, door de kracht waarvan de ziektesymptomen moeten worden opgeheven. Zij bekommert zich echter niet om de herkomst van deze symptomen van het lijden en laat de condities van hun ontstaan onveranderd. De psychoanalytische behandeling is in tegenstelling hiermee te vergelijken met een chirurgische ingreep. Zij wil dat wat stoort niet alleen sussen, maar radicaal verwijderen. De gelijkenis met de chirurgie gaat ook nog verder. De chirurg moet eerst een ziek stuk dat hij wil verwijderen opzoeken en bloot leggen en met dat doel vaak doordringen in diepe lagen van het menselijk lichaam; alleen een grondige kennis van de anatomie van het lichaam kan zijn operaties veilig maken. Zo ook begint de psychoanalyse haar genezende werk met een zorgvuldig onderzoek van het zieke zielenleven en veronderstelt kennis van de gang van zaken in diepe lagen van de menselijke ziel.
De ideeën die de inhoud van de zogenaamde schoolpsychologie leiden zijn volkomen ontoereikend gebleken voor het begrip van de psychische ziektesymptomen en konden daarom de psychoanalyticus bij zijn operaties ook niet de weg wijzen. Het was eerst noodzakelijk de “dieptepsychologie” te scheppen; en door haar resultaten is de idee van de normale psychische gang van zaken geheel veranderd en daardoor is die van de zieke, abnormale psyche pas mogelijk geworden. Men leerde zo een tot dan toe onvermoed spel van psychische krachten kennen, die elkaar versterken en bestrijden, onder bepaalde voorwaarden ziekteverschijnselen laten ontstaan, en waarin de arts kan ingrijpen met het doel te genezen.
Laten we een paar van de belangrijkste en meest verrassende resultaten van deze dieptepsychologie hier meedelen. Men heeft door de psychoanalytische onderzoekingen ontdekt: 1. Dat niet alle psychische processen in ons tot bewustzijn komen. Er bestaan zeer talrijke en intensieve onbewuste processen, waarvan wij zeggen dat ze rusten in de diepte van het zielenleven, terwijl wij de bewuste als het ware aan de oppervlakte daarvan plaatsen; 2. dat de tekenen van psychische ziekte (symptomen) voortkomen uit conflicten tussen de psychische krachten; 3. dat zij niet door de bewuste, maar door de onbewuste processen in de psyche worden vastgehouden; en 4. dat een sterke weerstand wordt geboden, wanneer men de ziekmakende onbewuste processen aan de oppervlakte wil brengen, voor het bewustzijn toegankelijk wil maken. Nog een ander resultaat van deze onderzoekingen luidt dat het driftmatige opwellingen van het gevoelsleven zijn, in het bijzonder van het geslachtsleven (in de ruimste zin) die de symptomen hun kracht geven.
De manier waarop de psychoanalytische behandeling geneest kan hier slechts worden aangeduid. Zij bereikt haar doel, doordat zij onbewuste psychische processen verandert in bewuste, waarbij de weerstanden worden overwonnen en de conflicten worden beslecht. De toegang tot de kennis van het onbewuste (voor de zieke verborgen) zielenleven verschaft men zich door te letten op de dromen van de geanalyseerde, zijn kleine vergissingen (verspreken, vergeten, verkeerd neerleggen enzovoort) en door de tot hem gerichte uitnodiging zich zonder kritiek over te geven aan het verloop van en de associaties bij zijn invallen. Bij deze procedure kan men onderkennen dat de dromen betekenisvol zijn en een duiding toelaten.
Bij deze therapie kan de patiënt niet aan de passieve rol vasthouden, die hem toevalt bij de hypnotische behandeling en bij de chirurgische operatie. Hij moet meewerken; er kan niets aan hem gebeuren, wat hij niet zelf ondersteunt. De psychoanalytische behandeling is dus ook te vergelijken met onderricht en met opvoeding. De patiënt leert zijn eigen zielenleven verstaan, waarvan hem tot dan toe grote stukken vreemd waren; hij volgt het voorschrift van de antieken: Ken jezelf. En aan iedere vooruitgang in zelfkennis beantwoordt een toename van de heerschappij van zijn wil over zijn ziek zijn.
De psychoanalyse kan slechts worden gepraktiseerd door artsen, die zich speciaal met deze geneeswijze hebben beziggehouden en die op grond van uitvoerige ervaring en oefening de techniek van deze aanpak in al haar details beheersen. De arts heeft hiervoor geen instrumenten of apparaten nodig, zoals bij andere manieren van genezen. Het is een zuiver psychisch werk, dat wij zien in deze soort van medische verrichting.
Een psychoanalyse vindt plaats in de dialoog tussen de arts en de patiënt die door geen enkele beïnvloeding van zijn psychische toestand is veranderd [bijv. door hypnose. HS]. In deze gesprekken worden herinneringen wakker geroepen en gevoelens gewekt, die betrekking hebben op de ziekte en waarvan de evaluatie en het overwinnen de opgave van de kuur vormt. Een psychoanalytische behandeling stelt hoge eisen aan de arts en aan de patiënt, vereist in de regel een langere tijd en wordt ook niet gestart om een enkel symptoom weg te werken. Haar doel is de ombouw en de heropvoeding van de hele mens, en wanneer zij ook maar halfweg in de buurt komt van dit ideaal is de behandeling rijkelijk beloond voor alle soort van kosten.
Zij is het eerste voorbeeld van een therapie, die gegrond is op precieze kennis van de ziek geworden functie (prestatie) en het valt met zekerheid te verwachten dat verdere vooruitgang in de kennis van het menselijke zielenleven ook een verdere toename van ons medisch prestatievermogen tot gevolg zal hebben.’