‘Toen ik na zeven jaar mijn vader niet meer zag in de vlek op het plafond was ik wel bijna klaar met mijn analyse.’ Adriaan van Dis (65) heeft acht jaar psychoanalyse gedaan in de jaren negentig tot na 2000. Harry Stroeken praat met Van Dis over deze ervaring
Haal de boomstammen uit het water, en de rivier kan weer stromen
Adriaan van Dis (65) heeft acht jaar psychoanalyse gedaan in de jaren negentig tot na 2000; aanvankelijk vier keer per week, later drie keer. Heel vroeg in de ochtend naar het zwembad en aansluitend de zitting. Zijn analyticus deed een of twee analyses vóór zijn andere werk.
Van Dis is een ervaringsdeskundige in de geestelijke gezondheidszorg. Reeds als kleuter bracht zijn moeder hem bij een psychiater ‘vanwege zenuwen’. Later begaf hij zich zelf in een groepstherapie (‘vreselijk’), vervolgens een aantal jaren in een psychoanalytische vis-à-vistherapie (‘in die tijd is Nathan Sid, 1983,verschenen’) en ten slotte in een klassieke psychoanalyse. Bij elkaar een carrière van vijfentwintig jaar in de GGZ.
In het kader van een intake moest Van Dis een verhaal schrijven bij een oubollige illustratie – een huiselijk familietafereel. Hij ontdekte daarbij dat het schrijven van fictie hem goed afging, beter dan het ‘naar de werkelijkheid’ schrijven. Het verhaal werd dan ook te lang voor deze test. Maar in de ontwikkeling van zijn schrijverschap was het een belangrijk inzicht. Vooruitlopend op wat komen gaat kunnen we nu al zeggen: psychotherapie en vooral psychoanalyse hebben het schrijverschap van Van Dis niet geschaad, eerder ‘losgemaakt’, gestimuleerd, tot bloei gebracht.
De aanleiding om in analyse te gaan was een ernstige terugslag in zijn werk, die hem zeer had aangegrepen. Wat te doen? Hij overwoog een analyse, voerde een paar gesprekken. Bekende namen van analytici passeren de revue. Van Dis is heel openhartig in ons gesprek. Zou de analyse niet zijn creativiteit doden, en welke financiële consequenties zou zo’n besluit meebrengen? Ten slotte besloot hij te investeren in zichzelf en in analyse te gaan. Na twee jaar zou zijn psychoanalyticus hem erop wijzen dat Pelita (Stichting voor hulpverlening aan getroffenen van de oorlog met Japan en tijdens de Bersiap-periode) wellicht zijn analyse zou vergoeden. Dat bleek zo te zijn; dat was een hele zorg minder.
Wie het werk van Adriaan van Dis een beetje kent, begrijpt dat zijn vader een belangrijk thema vormde in zijn analyse. Deze Indischman van 1,60 m behoorde tot de overlevenden van het door de Japanners getorpedeerde schip de Junyo Maru:van de meer dan zesduizend opvarenden van deze boot hebben slechts vierhonderd zich kunnen redden. Zijn vader zal hebben moeten vechten en andere drenkelingen van zijn plankje hebben moeten slaan. ‘Toen is hij gek geworden.’ Met die gestoorde vader heeft de kleine Adriaan de eerste tien jaar van zijn leven moeten doorbrengen. Hij werd vaak door hem geslagen.
‘Vader accepteerde mijn half-zusjes, mij niet.’ ‘In mijn analyse merkte ik wat ik zei: misschien was het niet juist, misschien had ik mijn vader vaak getart, hem uitgedaagd; want ik liet het er niet bij zitten. Ik was een ondernemend ventje.’
‘Door kleine opmerkingen en vragen van mijn analyticus kwam ik erachter dat ik niet alleen maar slachtoffer was. Ik had als kind een schaduwhuis en een schaduwfamilie.Wij mensen hebben verhalen nodig. Uiteindelijk heb ik mij tijdens mijn analyse kunnen verzoenen met mijn vader, met Mijnheer Java; vooral in Familieziek (2002) komt dat tot uiting.
De relatie met mijn moeder was nog moeilijker. Zij had zelf haar moeder verloren toen zij vier jaar was en zij was met hongeroedeem uit het kamp gekomen. Zij was een grote ontkenner en zij kon haar rol niet waar maken. Mijn oudste zus heeft voor mij de moederrol op zich genomen. Moeder hield zich veel bezig met esoterie, met Blavatsky, met Soefie, met Tarot enzovoort. Vader was meer van de antroposofie en van Steiner, wiens portret vanaf de muur op mij neerzag.
Schaamte vormde een zeer belangrijk thema in mijn analyse. Heel veel moest verborgen blijven: dat wij aanvankelijk nauwelijks geld hadden bijvoorbeeld (een minimale uitkering van het GAK) of dat mijn vader niet met mijn moeder getrouwd was. En natuurlijk hoe het er bij ons aan toe ging. Naast het portret van Steiner droop het eten soms van de muur af. Met Kerstmis lagen wij om half negen op bed, want het was altijd tot uitbarstingen gekomen.Nu nog als ik in publiek kom moet ik er netjes uitzien. Er moet niets aan te merken zijn. Op kleding waren wij heel streng, want niemand mocht zien wat erachter zat. Ik heb in diezelfde lijn nooit iets teruggekeken van mijn tv-optredens. Schaamte.’
Het is ondoenlijk om een analyse van jaren samen te vatten. Om nog één thema te noemen: hoewel hij in de analyse gericht was op het vertellen speelden ook dromen een rol. Nog altijd zijn dromen – soms nachtmerries – belangrijk in zijn leven.‘Ik droom nog steeds dat ik mijn tekst vergeten ben of dat ik beschimpt word in publiek.’ Dromen geven soms een wending in het schrijven en ze helpen demonen te verjagen.
‘Tijdens mijn analyse heb ik vier boeken* gepubliceerd. Indische duinen(1994) verscheen in het derde jaar van mijn analyse. Die analyse heeft mij in staat gesteld mijn geschiedenis te verwerken en in een verhaal te vatten. Dat levensverhaal veranderde gaandeweg, mede door vragen, opmerkingen en toelichtingen van mijn analyticus. Soms kwam hij ook met een artikel of een tekst. Ik kreeg enige discipline in mijn leven, kon mezelf in de hand nemen; ook praktische zaken zoals nee zeggen en the worst case scenario onder ogen zien. Echt, je moet de boomstammen uit het water halen, dan kan de rivier weer vrij stromen. Rilke was bang dat analyse de creativiteit zou doden maar het tegendeel is het geval.’
Van Dis kijkt met grote voldoening en dankbaarheid terug op zijn analyse; hij heeft er veel aan gehad. Soms denkt hij eraan nog eens terug te gaan voor een korte periode. Een APK-keuring om alles nog eens te herijken. Het is er nooit van gekomen. Hij heeft vaak bij verschijnen van een boek zijn analyticus een exemplaar doen doekomen, maar hij ontving daarop nooit een reactie. Was hij te druk? Was het een principiële opstelling: voorbij is voorbij? Hij stuurt nu geen boeken meer.
Van Dis betreurt dat de analyse nu wordt teruggedraaid in de GGZ en dat er zo negatief over wordt gedaan. Volgens hem zit er een grote angst voor ontregeling onder.
‘Als je denkt aan al die doctorandussen die naar Den Haag reizen om te werken op het ministerie. Als zij werkelijk zicht op zichzelf zouden krijgen, zouden ze waarschijnlijk liever onder de trein liggen dan erin zitten. Of de trein nemen naar Parijs. In Parijs gaan wonen was voor mij mijn beloning na mijn analyse. Dat was de vrijheid. Eenzaamheid en stilte heb ik nodig. Ik moet soms alleen zijn.’
Hij is al zevenentwintig jaar met dezelfde vriendin en gelukkig met haar.
* Nathan Sid (1983), Indische duinen (1994), Dubbelliefde (1999), Familieziek(2002)
door Hanna Stouten en Harry Stroeken
Den Haag, hotel Des Indes, zaterdag 23 juni 2012