(India 1897-Engeland 1979). Met Segal, Rosenfeld en Joseph behoort Bion tot de postkleiniaanse stroming en is er de belangrijkste vertegenwoordiger van. Na de Eerste Wereldoorlog (hij werd onderscheiden voor zijn aandeel als tankbevelhebber in de slag van Cambrai) ging hij aan de universiteit van Oxford geschiedenis studeren en vervolgens Frans aan de universiteit van Poitiers in Frankrijk. Omdat hij zich niet geschikt voelde om les te geven, verkoos hij geneeskunde te studeren. Hij werd toegelaten aan het University College te Londen. Na zijn geneeskundestudies specialiseerde hij zich verder in de psychiatrie en werd staflid aan de Tavistock Clinic. Hij was na een eerste analyse bij Rickman gedurende acht jaar in analyse bij Melanie Klein. In zijn werk zijn vier fasen te onderscheiden. Na de Tweede Wereldoorlog werd hij onder meer bekend door zijn Experiences in Groups, waarin hij liet zien hoe regressieve krachten in een groep in de vorm van ‘basisovertuigingen’ kunnen afleiden van de taak waarvoor de groep gesteld is. In de tweede fase, zijn klinisch werk over de psychose, voegt hij nieuwe concepten toe: het psychotische deel van de persoonlijkheid, het ontstaan van bizarre objecten, projectieve identificatie als vorm van communicatie, het denkapparaat, arrogantie en alwetendheid. Uiteindelijk herleidt hij de psychose tot “aanvallen op het leggen van verbanden” (attacks on linking). De derde fase, tijdens de jaren zestig, omvat een herconceptualisering van epistemologische kwesties. In Learning from Experience is het denken zijn studieobject en introduceert hij begrippen als alfafunctie en L-H-K-links. Elements of psychoanalysis beschrijft de constructie van de Grid (zie Grid), die dient om psychoanalytische observaties te ordenen. In dit boek komen begrippen als geselecteerd feit, reversibel perspectief en PS↔D aan bod. Ten slotte ontwikkelt hij een theorie der transformaties in het psychische leven en in de psychoanalyse. Zijn laatste periode, de jaren zeventig, is gericht op het zoeken naar de esthetische waarheid en wordt gekenmerkt door een interesse voor het mystieke. Uit die periode stammen de volgende concepten: O, de geloofsdaad, de leugen, catastrofische verandering, negatieve bekwaamheid, caesura en psychologische turbulentie. Volgens de Symingtons (1996) doortrekken drie assen het denken van Bion: de ultieme realiteit, het verschil tussen de zintuiglijke realiteit en de psychische realiteit, en de manier waarop een individu tot kennis en waarheid komt. In de vroege ontwikkeling bij de baby en de overgangen van een zintuiglijke naar een psychische realiteit speelt de containment door de moeder een wezenlijke rol. [MH]
Literatuur
- Bléandonu, G. (1994) Wilfred Bion. His life and works 1897-1979. Free Association Books, Londen.
- Lopez-Corvo, R.E. (2003) The dictionary of the work of W.R. Bion. Karnac, Londen.
- Sandler, P.L. (2005) The language of Blan. A dictionary of concepts. Karnac, Londen.
- Symington, J. & N. (1996) The Clinical Thinking of Wilfred Bion. Routledge, New York.