Psychoanalytisch Woordenboek

Doodsdrift

  • Duits: Todestrieb
  • Engels: death drive
  • Frans: pulsion de mort

Een omstreden begrip, waarvan het klinische gehalte beperkt is en het speculatieve groot. Het maakt deel uit van Freuds latere theoretische constructies. De doodsdrift bestaat in het streven naar de opheffing van alle spanning, naar de anorganische toestand derhalve. Naar buiten gericht zoekt deze drift destructie. Freud schrijft in zijn ‘Zelfportret’: ‘In de werken van mijn laatste jaren (“Aan gene zijde van het lustprincipe” [1920g], “Massapsychologie en Ik-analyse” [1921c] en “Het Ik en het Es” [1923b]) heb ik aan de lang onderdrukte neiging tot speculatie de vrije loop gelaten en ook een nieuwe oplossing van het driftenprobleem in ogenschouw genomen. Ik heb zelfbehoud en behoud van de soort onder het begrip Eros samengevat en dit tegenover de geruisloos werkende doods- of destructiedrift gesteld. De drift wordt heel in het algemeen opgevat als een soort elasticiteit van het levende, als een drang om een situatie te herstellen die eens had bestaan en door een uitwendige storing was opgeheven. Op deze in wezen conservatieve aard van de driften wordt door de fenomenen van de herhalingsdwang licht geworpen. Uit de onderlinge samen- en tegenwerking van Eros en doodsdrift rijst voor ons het beeld van het leven op’ (1925d; 9: 122). Veel psychoanalytici zijn Freud hierin niet gevolgd. Zie Constantieprincipe.

Literatuur

  • Freud, S. (1925d) ‘Zelfportret’, Werken 9: 75, 78-134.
Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: