(12 januari 1923-14 april 2010). De Pools-Zwitserse psychoanalytica Alice Miller werd op slag wereldberoemd werd met haar in 1979 verschenen eerste boek: Het drama van het begaafde kind. Het is bekend, en uit het navolgende wellicht begrijpelijk, dat Miller vooral in de zogeheten zelfhulpgroepen haar aanhang vond maar daarentegen in de beroepsgroep van de psychoanalytici ofwel genegeerd of met enig dédain besproken werd. Als toen nog toegewijd praktiserend psychoanalytica schreef Miller vanaf 1971 enkele artikelen in Psyche en de International Journal of Psychoanalysis over narcisme en de uitwerking daarvan in de psychoanalytische behandeling en in de opvoeding. Miller behandelt daarin onder meer de problematische verhouding tussen de narcistische ouder, meestal de moeder, en het begaafde, kwetsbare, kind. Miller breidt deze visie uit tot de problematische verhouding tussen de narcistische analyticus en diens cliënt. Met de beschrijving van de excessen in de opvoeding wordt een verbinding gelegd naar de therapeutische relatie.
In haar volgende twaalf boeken, vertaald in dertig talen en gelezen door miljoenen, klaagt de zelfbenoemde ‘Kindheitsforscherin’ Miller in steeds dringender formuleringen de verantwoordelijken aan op hun voorbijzien aan of opzettelijk verdonkeremanen van kindermishandeling en seksueel misbruik. Dat was voor haar reden haar lidmaatschap van de Zwitserse en later ook van de International Psychoanalytic Association op te zeggen. Dat ook Freud het voorkomen van misbruik zwaar onderschatte valt niet te ontkennen.
De kern van Millers werk vormt het beschrijven van de ‘zwarte pedagogiek’, een term die zij ontleent aan de Duitse pedagoge Katharina Rutschky voor de typering van de autoritaire stijl van – niet uitsluitend in Duitsland vigerende – opvattingen van ouderschap: het machtsmisbruik door, altijd zelf als kind mishandelde of misbruikte, opvoeders dat onder de camouflage van ‘noodzakelijke opvoedingsmaatregelen’ wordt uitgeleefd. Het is Millers verdienste dat zij daarmee een thema centraal stelt dat nog steeds op grote schaal in onze samenleving wordt miskend. Ook de huiver voor langer durende afhankelijkheidsrelaties valt in Millers beschrijving van de ‘zwarte pedagogiek’ te beluisteren.
Niemand zal kunnen ontkennen dat er in gezinnen sprake is van kindermishandeling, misbruik, intimidatie en verwaarlozing. Er is ook sprake van machtsmisbruik en seksueel misbruik in allerlei andere afhankelijkheidsrelaties, waaronder de therapeutische. Binnen de gevestigde religieuze en maatschappelijke instituties wordt machtsmisbruik en seksuele intimidatie op grote schaal genegeerd of gebagatelliseerd. Wat het meest opvalt, is de teneur die zich bij Miller uiteindelijk ontwikkelt: therapie moet kort zijn, want de afhankelijkheidsrelatie met de therapeut vormt een gevaar voor de ontplooiing, komt te dicht bij de ‘zwarte pedagogiek’.
Toch zijn de publicaties van Alice Miller van wezenlijk belang. Zij richten zich onuitgesproken tot diegenen die, als gevolg van te ernstige tekorten of beschadigingen, onbereikbaar zijn voor psychoanalytische behandeling of – beter gezegd – voor wie de psychoanalyse als behandelingsvorm niet toereikend is. Dat zij voor velen troost en erkenning bood voor ervaren onrecht is onomstreden.
Als illustratie moge dienen haar allerlaatste brief op haar website: d.d. 5 maart 2010, als antwoord aan een van de vele mensen die haar schreven over hun misbruikt of mishandeld zijn in hun kindertijd en die zich herkend en erkend voelden na het lezen van haar werk.
AM: ‘Thank you for your letter. It might seem very easy to give this advice (feel your repressed rage) but you know now how hard it is to eventually feel what you tried not to feel over 50 years. I am glad that you succeeded and feel liberated. The weight of denied feelings can be gigantic and very destructive.’
Het drama kan men beschouwen als een voor begin jaren zeventig van de vorige eeuw exemplarisch geschrift, gekleurd vanuit de maatschappijkritische politieke atmosfeer van die tijd. Het had de uitdrukkingskracht, de werking en de invloed van een pamflet. Tot op de dag van vandaag worden er zelfhulpgroepen georganiseerd op basis van de in haar boeken gestimuleerde zelfreflectieve en creatieve activiteiten. Een ander aspect, eveneens samenhangend met de tijdgeest van die jaren vormt de opmerkelijke loochening van de betekenis van de Tweede Wereldoorlog als dramatische ontwikkelingsinterferentie. Miller ziet als oorzaak van het drama van het zogeheten ‘begaafde kind’ het narcisme van de moeder, maar de achterliggende oorlogssituatie ontbreekt in haar pathografieën. Pas in de latere edities van Het drama voegt zij daar enkele overwegingen in die richting aan toe. Al blijft de vraag in hoeverre haar oorlogservaringen in haar eigen reflectie een rol speelden, het is duidelijk dat Miller daar een onuitwisbare invloed van moet hebben ondergaan. Zoals het een psychoanalytica betaamt was zij zeer gesloten over haar achtergrond. Nu kan men op internet ‘alles’ van haar te weten komen.
Miller werd in 1923 als Alicja Rostowska in Lemberg (toen Polen, thans Lviv, Oekraïne) geboren. Zij was zestien jaar en middelbare scholier in Warschau toen 1 september 1939 de nazi’s Polen binnentrokken en achttien jaar toen zij in 1942 in die stad aan de ‘ondergrondse universiteit’ ging studeren. In 1946, na de beëindiging van de oorlogshandelingen, verhuisde zij naar Bazel waar ze met een Zwitsers stipendium psychologie studeerde en vervolgens de psychoanalytische opleiding volgde. Maar de impact van deze ‘nuchtere feiten’ trekt een zware wissel op het voorstellingsvermogen: hoe zag de wereld eruit voor een joodse adolescent tussen 1939 en 1946?
In de Berner Zeitung (23 april 2010) geeft haar zoon Martin Miller, psycholoog en psychotherapeut, het volgende antwoord op de vraag of hij geslagen werd: ‘Ja, maar daar wil ik verder niet op ingaan, alleen dit: mijn ouders hebben als geboren Polen de oorlog meegemaakt. Dat hebben ze nooit verwerkt. De vlucht naar Zwitserland en de migratie-ervaringen hier waren opnieuw een schok. Er waren spanningen die ook op mij werden uitgeleefd.’
De maatschappijkritische opvatting die uit Millers werk spreekt, leidt ondanks de enorme invloed daarvan, tot een zelfgekozen intellectueel isolement. Tegelijkertijd blijft zij on line om via haar website de honderdduizenden, wellicht miljoenen, die met haar contact zoeken te adviseren, te troosten en moed in te spreken of om de verantwoordelijken, tot en met de echtgenote van de Amerikaanse president op hun taak te wijzen.
De dialectiek die zich vanuit Millers werk opdringt, vormt een centraal thema in het gehele psychoanalytische wetenschapsgebied. De psychoanalyse heeft als pijnlijk dilemma dat men een bepaalde mate van positieve levenservaring moet hebben gehad, wil men ervan kunnen profiteren. Wat in het psychoanalytisch jargon ‘de vroege objectrelaties’ heten, moeten van een voldoende emotioneel bindende en affectief stimulerende kwaliteit zijn geweest wil men een analyse überhaupt kunnen verdragen en er baat bij kunnen vinden. Bij onvoldoende ‘good enough’ ervaring kan de emotionele intensiteit van de psychoanalytische behandelsituatie ofwel niet tot stand komen, ofwel leiden tot een onoplosbaar reële afhankelijkheid, waarbij de toxische werking van de vroege ervaringen het therapeutische proces kan gaan verstoren.
Wat het meest opvalt is de teneur die zich bij Miller uiteindelijk ontwikkelt: therapie moet kort zijn, want de afhankelijkheidsrelatie met de therapeut vormt een gevaar voor de ontplooiing, komt te dicht bij de ‘zwarte pedagogiek’. Toch zijn de publicaties van Alice Miller, van wezenlijk belang. Zij richten zich onuitgesproken tot diegenen die, als gevolg van te ernstige tekorten of beschadigingen, onbereikbaar zijn voor psychoanalytische behandeling of – beter gezegd – voor wie de psychoanalyse als behandelingsvorm niet toereikend is. [GB]
Deze tekst werd in gewijzigde vorm eerder gepubliceerd in het Tijdschrift voor Psychoanalyse 16 (4), 261-262.
Literatuur
- Bögels, G. (1997) Psychoanalyse in der Sprache Alice Millers. Königshausen & Neumann Würzburg.
- Miller, A. (1971) ‘Zur Behandlungstechnik bei soganannten narzisstischen Neurosen’. Psyche 25, 641-668.
- Miller, A. (1979) Das Drama des begabten Kindes und die Suche nach dem wahren Selbst. Frankfurt: Suhrkamp.
- Miller, A. (1979) Depression and grandiosity as related forms of narcissistic disturbances. International Review of Psycho-Analysis 6: 61-76.
- Miller, A. (1979) The drama of the gifted child and the psycho-analysts narcissistic disturbance. International Journal of Psycho-Analysis 60: 47-58.
- Miller, A. (2000) Het drama van het begaafde kind: op zoek naar het ware zelf. Van Holkema & Warendorf, Houten.
- Al haar publicaties en teksten zijn te vinden op haar Website: www. alice-miller.com.