Psychoanalytisch Woordenboek

Tekort

  • Duits: Mangel
  • Engels: lack
  • Frans: manque

Dit is het centrale begrip van de psychoanalyse in de zin van Lacan. De mens is een wezen dat gevat is in de taal en zo afgesneden is van een onmiddellijke toegang tot de werkelijkheid. De toegang tot de werkelijkheid is door de taal en (van de taal afhankelijke) symbolische stelsels bemiddeld. De onmiddellijke toegang en een daarmee verbonden genot zijn daarmee verloren gegaan, waardoor een gemis of tekort ontstaat dat een verlangen mogelijk maakt dit tekort of gemis op te heffen. De taal bewerkstelligt zo een tekort aan zijn (manque à être) dat het verlangen mogelijk maakt.

Daarnaast is de taal zelf gekenmerkt door een tekort. De taal is niet een code met een vaste relatie tussen teken en betekende maar een schatkamer van betekenaars die een betekeniseffect voortbrengen. In de taal zelf is er een lacune die maakt dat de termen kunnen verschuiven en zo nieuwe betekenis kunnen voortbrengen.

Er is een nauwe samenhang tussen het eerste (reële) en het tweede (symbolische) tekort. Omdat de taal niet in staat is de werkelijkheid te benoemen zoals deze buiten de benoeming om is, produceert zij zelf haar eigen betekeniseffecten. Het tekort in het symbolische maakt deze voortdurend verschuivende beweging echter mogelijk.

Het klinisch belang is erin gelegen dat de nadruk niet ligt op wat past (attunement), maar op wat niet past, wat hapert, een obstakel vormt, wat scheidt. Dit toont zich niet in wat direct gezegd wordt, maar in wat zich tussen de regels door laat horen, in het interval van de woorden. [AM]

Literatuur

Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: