Psychoanalytisch Woordenboek

Afweer

  • Duits: Abwehr
  • Engels: defence
  • Frans: défense

Buiten het bewustzijn houden of duwen van prikkels waaraan onwelkome voorstellingen gebonden zijn, alsmede van situaties die dergelijke prikkels uitlokken. Ook onlust brengende gevoelens en motieven kunnen het object van afweer zijn. Het afweerproces behelst een aantal meer of minder sterk in het Ik geïntegreerde mechanismen; het neemt vaak een dwangmatig karakter aan en voltrekt zich veelal automatisch. De persoon – het Ik – tracht wat als gevaarlijk wordt beleefd voor het psychische evenwicht buiten te sluiten, eventueel door splitsing. Vooral datgene wat het gevoel van eigenwaarde bedreigt, moet worden weggewerkt. Dat kunnen onder andere verlangens zijn, driften, personen, fantasieën, situaties en herinneringen. Ieder heeft zijn afweermechanismen, zijn karakter, zijn particuliere manier om zich te handhaven in het leven, geluk te zoeken en ongeluk te vermijden. De ontdekking dat neurose een vorm van afweer is, was een essentiële stap in de schepping van de psychoanalyse (Freud, 1894a). Zie ook Weerstand.

Literatuur

  • Freud, S. (1894a) ‘De afweerneuropsychosen’, Werken 1: 195, 197-209.
Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: