Letterlijk vertaald “mooie onverschilligheid”; een eigenschap die door Charcot aan de hystericus/ca wordt toegeschreven. Een pijnlijk gevoel laten zij verdwijnen achter een vrolijke gelaatsuitdrukking, alsof er niets aan de hand is. Het is een aspect van de zogenaamde “theatraliteit” van de hysterie (Freud, 1895d; 1: 553).
Literatuur
- Freud, S. & Breuer, J. (1895d) ‘Studies over hysterie’, Werken 1: 414, 438-702.