(‘s Gravenhage 1895 – Oegstgeest 1983)
Psychiater, hoogleraar psychiatrie in Leiden van 1930-1963. Hij volgde als hoogleraar Jelgersma op. Jelgersma had in 1914 in zijn rectorale rede een pleidooi gehouden voor de psychoanalyse. Tegen de benoeming van Carp is verzet geweest van de toenmalige psychoanalytici, die graag een psychoanalyticus als hoogleraar benoemd zagen en vonden dat Carp op grond van zijn katholiek geloof – hij was overigens pas in 1922 daartoe overgegaan – geen goed psychoanalyticus kon zijn. Carp ontplooide zich als een zeer breed georiënteerde psychiater.
Zijn oeuvre omvat een uitgebreid leerboek, zeven delen over diverse psychotherapiemethoden en werken over antropologische psychiatrie. Carp had in zijn eerste jaren als psychiater ervaring opgedaan met de psychoanalyse. Hij verwierp de levensbeschouwing van Freud, maar integreerde diens structurele model in zijn persoonlijkheidstheorie. Carp hechtte een groot belang aan suggestie in alle psychotherapie en was van mening dat dit belang in de psychoanalytische behandeling miskend werd. Niettemin bleven concepten als overdracht en duiding onderdeel van Carps theorie over de psychotherapeutische behandeling.
Literatuur
- Wilschut, J. (2009) Tussen filosofie en psychiatrie. De dynamische psychiatrie van E.A.D.E. Carp ( 1895-1983) Amsterdam: Candide