- Duits: Gesundheit
- Engels: health
- Frans: santé
Het spreekt vanzelf dat het in psychoanalytische context gaat over geestelijke gezondheid, mental health. Vanuit de ‘klassieke’ psychoanalyse zou men kunnen betogen dat voor gezondheid altijd een directe seksuele bevrediging is vereist. Freud vertrok immers van het idee van de libido* als een seksuele energie die moet worden vrijgemaakt. Wilhelm Reich* is deze gedachte lang blijven verdedigen. Maar al snel wordt in Freuds werk deze directe seksuele bevrediging overschreden door een streving die van deze seksuele bevrediging is afgeleid, en die we als liefde* voor het object* kunnen aanduiden. Niet voor niets duidde hij de libido aan als ‘onze godin Venus’. Deze lijn vervolgend komen we uit bij de sublimatie*. Er is in de psychoanalyse echter geen reden om louter het vermogen tot sublimatie als ‘gezondheid’ te zien. Een persoon die met name zijn bevrediging vindt in direct seksuele ervaringen en daar verder content mee is, behoeft voor de psychoanalyse niet per se een ‘ongezond’ persoon te zijn.
In de Drie verhandelingen (1905d) onderscheidt Freud als eigenschap van de libido plasticiteit en gefixeerdheid. Gezondheid zou men dan kunnen definiëren als libido die noch te gefixeerd, noch te plastisch is. Het essay Rouw en melancholie (1916-17g) laat goed dit evenwicht zien tussen gefixeerdheid en plastische libido. Rouw is een ‘gezond’ verschijnsel in de zin dat het een pijnlijk maar noodzakelijk proces is om de libido weer vrij te maken voor de bezetting van een nieuw object. Daarentegen is rouw die overgaat in melancholie een ‘ongezond’ fenomeen aangezien de libido gefixeerd blijft aan het object. En de neurose als een uiting van regressie is vaak terug te leiden tot een fixatie van de libido.
Maar sprekend over de psychoanalytische opvatting van gezondheid moet men natuurlijk ook de latere freudiaanse topiek* daarbij betrekken en de problematiek van het schuldgevoel. Ook hier zien we een dergelijk evenwicht: een te groot schuldgevoel is ‘ongezond’ in de zin dat het een sterk inhiberend effect heeft op de betreffende persoon in zijn handelen en wensen, maar het superego* is ook de instantie* van idealen, van moreel handelen en het zet ons aan die idealen na te streven.
Deze hele problematiek van de ‘gezondheid’ speelt zich wel af binnen het meer ‘alledaagse’ domein van de neurose, in de psychose of andere ernstige psychopathologieën is het natuurlijk een ander verhaal.
De kwestie van ‘gezondheid’ speelt ook een rol bij de vraag naar het doel van de analyse, dat volgens Freud nooit helemaal bereikt wordt waar het om het overwinnen van de castratieangst* gaat. Vandaar ook dat ‘gezondheid’ voor de psychoanalyse een limiet-begrip is.
De mens is nooit helemaal ‘gezond’ en moet dat eigenlijk ook niet willen zijn. Reden ook waarom Lacan zei dat een analyse niet tot het uiterste moet worden doorgezet, zoals hij aan het eind van zijn leven opmerkte: ‘Als een persoon het idee heeft dat hij blij is dat hij leeft, is het genoeg’ (1975). Zie Genezing. [JSch]
Literatuur
- Freud, S. (1905d) ‘Drie verhandelingen over de theorie van de seksualiteit’, Werken 4: 9, 19-118.
- Freud, S. (1916-17g) ‘Rouw en melancholie’, Werken 7: 129, 133-148.
- Lacan, J. (1975) ‘Yale University, Kanzer Seminar’, Scilicet n° 6/7, 7-31.