(Gniebing 1877 – Berlijn 1920) Psychiater en psychoanalyticus die al even vaak patiënt als arts was en deze rollen niet zelden combineerde tijdens een opname. Zijn werk staat in het teken van het conflict tussen het eigene en het vreemde. Als anarchist en bohémien geloofde hij niet in de beschavende werking van de verdringing. Analyseren betekende voor hem demoraliseren, in het bijzonder met betrekking tot liefde en seksualiteit. Ondanks de noodlottige afloop van zijn eigen relaties bleef hij geloven in polyamorie. Jungs onderscheid tussen de introverte en extraverte persoonlijkheid werd geïnspireerd door Otto Gross (1902). Verder was Gross een bron van inspiratie voor de kunstenaars van zijn tijd, onder wie D.H. Lawrence, Franz Kafka en de Berlijnse dadaïsten. (KN)
Literatuur
- Dehmlow, R., Heuer, G. (1999) Otto Gross. Werkverzeichnis und Sekundärschrifttum.Laurentius, Hannover.
- Green, M. (1999) Otto Gross. Freudian Psychoanalyst, 1877-1920. Literature and Ideas. Edwin Mellen, Lewiston.
- Gross, O. (1902) Die cerebrale Sekundärfunction. Vogel, Leipzig.
- Gross, O. (1909) Über psychopathische Minderwertigkeiten. Braumüller, Wenen.
- Gross, O. (2000) Otto Gross. Von geschlechtlicher Not zur sozialen Katastrophe. Mit einem Essay von Franz Jung zu Werk und Leben von Otto Gross. Edition Nautilus, Hamburg.