Psychoanalytisch Woordenboek

Psychodiagnostiek

  • Duits: Psychodiagnostik, die
  • Frans: psychodiagnostic

Naast de testdiagnostiek is binnen de psychoanalyse vooral de klinische diagnostiek van belang. Historisch gezien is deze door Freud ontwikkeld vanuit de vroege psychiatrie, waarin de idee van ziekte centraal stond. Freuds psychodiagnostiek zal hieraan aanvankelijk schatplichtig zijn daar waar hij psychopathologieën diagnosticeert in termen van specifieke afweermechanismen (Freud, 1894a en 1896b). De therapeut/diagnosticus is hierbij een objectieve observator, de symptomen zijn indicatoren voor bepaalde aandoeningen. In deze lijn zegt men nu bij de diagnostiek ten behoeve van de indicatiestelling te kijken naar de realiteitstoetsing, de differentiatie van het gevoelsleven, de angst- en frustratietolerantie, het vermogen tot introspectie en de motivatie tot innerlijke verandering.

Later evolueert Freud naar een diagnostiek in termen van de overdrachtsverhouding, waarbij het eigenlijke diagnostische proces plaatsgrijpt tijdens de eerste gesprekken, de zogenaamde Probezeit (Freud, 1913c). De reacties van de patiënt op de figuur van de therapeut dienen daarbij als basis voor de diagnostiek. Zie ook Indicatiestelling. [PV]

Literatuur

  • Freud, S. (1894a) ‘De afweerneuropsychosen’, Werken 1: 195, 197-209.
  • Freud, S. (1896b) ‘Verdere opmerkingen over de afweerneuropsychosen’, Werken 1: 761, 764-784.
  • Freud, S. (1913c) ‘Verdere adviezen over de psychoanalytische techniek I: Over het inleiden van de behandeling’, Werken 6: 184, 186-205.
  • Verhaeghe, P. (2005) Over normaliteit en andere afwijkingen. Handboek klinische diagnostiek. Acco, Leuven/Voorburg.
Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: