- Duits: Spaltung
- Engels: splitting
- Frans: clivage, scission
Men komt de term veelvuldig tegen in de vroege werken van Freud: in de betekenis van de verdeeldheid in de mens tussen bewust en onbewust. Hij gebruikt voor hetzelfde gegeven ook het beeld van een ander toneel naast of achter het zichtbare (1900a; 2: 506v; brief aan Fliess, 9-2-1898). Hij spreekt van een Ik-splitsing (1940e), waarmee hij aangeeft dat het Ik twee tegengestelde attitudes inneemt ten opzichte van een gebeurtenis of object. Zo kan een kind dat een ouder verliest, tegelijkertijd deze realiteit kennen én (onbewust) de gedachte koesteren dat de ouder nog leeft. Het kind wil dat feit niet waar hebben. Deze situatie van weten en niet-weten staat op gespannen voet met de synthetische functie van het Ik. Dit begrip, ‘splijting’, heeft in de psychoanalytische theorievorming verschillende betekenissen gekregen. Het komt voor in psychotische en borderlinestoornissen, maar het staat ook centraal in de meeste neurosen. Kernberg gebruikt het begrip splitting om aan te geven dat, door een ontwikkelingsfixatie, objecten als geheel goed of geheel kwaad worden beleefd en er een onvermogen bestaat tot ambivalentie. Splitting wordt door hem opgevat als een afweermechanisme met als functie te voorkomen dat positieve introjecten door een overmaat aan agressie worden bedreigd. Critici geven aan dat men de term ‘splitsing’ gaat gebruiken als men het JH”>Ik ziet als één geheel, maar dat de te beschrijven fenomenen beter op te vatten zijn als het gevolg van een onvolledige integratie van psychische processen. [JH]
Literatuur
- Freud, S. (1986) Briefe an Wilhelm Fließ 1887-1904. J. Moussaieff Masson & M. Schröter (red.). S. Fischer, Frankfurt am Main.
- Hummelen, J.W. (1997) Splitsing. Het psychoanalytisch concept en de mogelijkheid het afweermechanisme splitsing betrouwbaar vast te stellen. Proefschrift. De Tijdstroom, Nijmegen.