Psychoanalytisch Woordenboek

Tussen weten & niet weten

Inleiding

 Door Harry Stroeken

Als ik een conclusie zou moeten trekken uit al die psychotherapieën die ik heb gedaan, uit die honderden en honderden uren van hoofdzakelijk luisteren, dan zou ik zeggen dat verreweg de meeste mensen gewoon een beetje gelukkig willen leven. Cliënten hebben mij van allerlei verteld dat nooit in de krant komt, kleinere en grotere geheimen. Mijn begrip voor hen is door de jaren heen gegroeid; als je meer weet worden dingen begrijpelijker. Wij kennen onszelf niet echt: de subjectiviteit, de bron waaruit alles voortkomt blijft een raadsel, een te respecteren kern, onherleidbaar en kwetsbaar. Mensen die vijftig jaar getrouwd zijn, kunnen elkaar nog verrassen, iets onverwachts zeggen.

Bij ons mensen is steeds sprake van een verdeling tussen het openbare, ook aan onszelf bekende bestaan enerzijds en anderzijds dat waarvan wij ons niet bewust zijn en wat men hoogstens ‘ergens’ vagelijk weet. Een deel is afgesplitst en slechts met moeite of helemaal niet bereikbaar, maar het zit er wel en heeft zijn invloed, al is het maar door onbegrepen klachten. Die dubbelheid ga ik in het volgende beschrijven in de meest simpele bewoordingen, met zo min mogelijk jargon. Met het woord ‘dubbelheid’ wijs ik op een fundamentele overtuiging, namelijk dat er zoiets als het onbewuste bestaat, dat een mens niet een open boek is maar een vat vol geweten en ongeweten tegenstellingen. ‘Onbewuste’ vat ik hier op in de brede zin van het woord: vagelijk niet gekend, actief verdrongen, min of meer onverschillig vergeten, gewoon ‘vanzelfsprekend’ weggeraakt, sociaal veroordeeld, je weet niet beter, enzovoort enzovoort.

Door het hele boek heen wemelt het van de voorbeelden. In alle hoofdstukken gebruik ik materiaal van psychotherapeutische behandelingen en uit literaire bronnen. Ik begin in hoofdstuk I met drie uitgebreidere voorbeelden om daarna in hoofdstuk II stil te staan bij het therapeutische gesprek. Alles vrijuit kunnen zeggen tegen iemand die naar alles luistert vormt het wezen van de zaak. Het geduldige luisteren van de een nodigt de ander uit zich verder te wagen in onbekend gebied, betoog ik. Dan kan er iets onverwachts gebeuren. Iemand die naar je luistert is de mogelijkheidsvoorwaarde voor deze verdergaande zelfonthulling.

Hoofdstuk III vormt een nadere uitwerking van dit thema, met name ga ik in op de betekenis van zwijgen in het gesprek.

In hoofdstuk IV bespreek ik het zelfbedrog dat welhaast iedereen pleegt als het om zijn leeftijd gaat: bijna ieder denkt zichzelf jonger dan hij in werkelijkheid is. Bij sommigen kan de kloof tussen werkelijkheid en fantasie zeer groot zijn. Een mens verandert niet zoveel; je blijft vooral dezelfde je leven lang. Het kind is de vader van de man, luidt het spreekwoord. Eens te meer blijkt dat de psychoanalyse op veel punten niet origineel is en dat spreekwoorden vaak al eerder hebben uitgedrukt wat zij naar voren brengt. Anderzijds verander je wel: de onverbiddelijkheid van de tijd betekent dat je ouder wordt. Daarmee zet de aftakeling in en ten slotte volgt de dood. Het zelfbedrog ten aanzien van onze leeftijd is een poging die aftakeling en die dood zo lang mogelijk — en liefst nog langer — te slim af te zijn, minstens uit te stellen.

In hoofdstuk V beschrijf ik hoe velen zich via de ‘roddelbladen’ bezighouden met pop- en filmsterren, met beroemdheden en daaraan allerlei emoties beleven die men zelf ook doormaakt in het eigen leven. Hier gaat het hoofdzakelijk om het begrip projectie. Niet zozeer in de zin van aan een ander toeschrijven wat je in jezelf niet wilt zien, maar in een meer algemene betekenis. Men beleeft dingen via anderen, in wie men dingen van zichzelf legt en aan wie men van alles toeschrijft. Het is een soort plaatsvervangend, tweede leven. De zogenaamde roddelbladen vormen een reusachtig projectiescherm.

In hoofdstuk VI heb ik het over ons mensen als gelukzoekers. Wij mensen zoeken het geluk, maar het totale geluk is ons niet gegeven, zeker niet als een voortdurende toestand. Soms zijn wij even gelukkig en daar mogen wij blij mee zijn.

In hoofdstuk VII laat ik zien hoe in het dagelijks leven de splijting tussen weten en niet weten ‘soms even min of meer per ongeluk’ wordt opgeheven. Dan krijg je een glimp te zien van wat gewoonlijk verborgen blijft. Versprekingen, vergissingen in het algemeen, zijn niet meer zo onschuldig als ze wellicht waren voordat de psychoanalyse en in haar voetspoor de media op de betekenis ervan wezen. Dat je in iemand een ander beleeft, die eerder in je leven een belangrijke rol speelde, is aan de orde van de dag. Dat dromen onthullend kunnen zijn, wordt aan de hand van een voorbeeld toegelicht. Dit zevende hoofdstuk gaat over psychoanalytische begrippen die van belang blijven, ook nadat de psychoanalyse als zodanig vergeten zal zijn. ‘Overdracht’ is zo’n begrip. (Zie www.psychoanalytischwoordenboek.nl) Ten slotte stel ik in het achtste en laatste hoofdstuk meer algemene thema’s aan de orde. Hoe verhoudt het individuele levensverhaal zich tot het verhaal zoals dat is neergelegd in allerlei geschriften van levensbeschouwingen? Wat te denken van een literair levensverhaal zoals dat van Gerard Reve? Nooit is het levensverhaal uitputtend of helemaal definitief: zolang er leven is, blijft verandering mogelijk.

Met deze onderwerpen hebben wij de belangrijkste inzichten van de psychoanalyse, die in de praktijk veel elementen van ‘gezond verstand’ (common sense ) behelst, te pakken. De melodie varieert, maar het thema is steeds hetzelfde: de kennis die je hebt van jezelf is beperkt. Er loopt door ieder van ons een scheidslijn tussen wat wij van onszelf weten en dat wat we niet (willen) weten, wat wij voor anderen en liefst ook voor onszelf verborgen houden.

Tot slot nog een opmerking over mijzelf. Ik ben met overtuiging en plezier psychoanalyticus, georiënteerd op Freud. Ik heb alle vormen van psychoanalytische behandelingen gedaan met zittende of liggende patiënten, van een- tot vijfmaal per week. Dat deed ik in het kader van het Instituut voor Medische/Multidisciplinaire Psychologie (imp), van het Instituut voor Regionale Ambulante Geestelijke Gezondheidzorg (Riagg) en vooral in eigen praktijk. Steeds ging het erom dat mensen de ruimte kregen om zich zo vrij mogelijk uit te spreken zonder dat men zich hoefde te houden aan gebruikelijke sociale conventies. Zo min mogelijk plichtplegingen, geen omstandige inleidingen, graag recht op het doel af. Wij hoeven elkaar niets wijs te maken en niets op te houden: de ander vertelt zijn moeilijkheden. Zelf heb ik ook mijn deel van de moeilijkheden gehad, alleen zal ik als therapeut mijn gesprekspartners daar niet mee lastigvallen. Ik heb zelf verschillende leeranalyses en leertherapieën gedaan om het vak te leren, maar bijna altijd is een leertherapie ook de gelegenheid om persoonlijke ballast op te ruimen. Zonder inspanning gaat het niet : niemand krijgt geestelijke gezondheid cadeau.

Alle tekeningen in dit boek zijn van de hand van Marjet de Jong. In beelden vertellen die tekeningen nogmaals het verhaal van een psychotherapie: het begin alsmede het afscheid aan het einde. De psychotherapeut is een voorbijgaande hulpconstructie, een wegwerpartikel; de cliënt leeft zijn leven na afloop weer zonder diens hulp. Tussen de begin- en de eindtekening vindt u illustratieve impressies van het therapeutische proces.

Ik draag het boek op aan mijn kleindochter Tara — op het moment van schrijven anderhalf jaar oud. Wellicht kan zij later plezier beleven aan dit kleine boek. Dat wens ik ook u toe, geachte lezer.

H.P.J. Stroeken (2015) Tussen weten en niet weten. Amsterdam: Sjibbolet.

Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: