Psychoanalytisch Woordenboek

Das psychoanalytische Erstgespräch

Das psychoanalytische Erstgespräch

Het eerste gesprek in een behandeling heeft twee doelen: de diagnose en het vinden van een juiste therapie. Anders dan in de eerste tijd van de psychoanalyse toen men de behandelingsindicatie liet afhangen van de diagnose, telt nu meer het vermogen van de hulpzoekende om constructief en creatief om te gaan met het analytische aanbod.

Bespreking van

Annemarie Laimböck (2011) Das psychoanalytische Erstgespräch. Bewerkte en aangevulde editie. Brandes & Apsel, Frankfurt.

Het eerste gesprek is – indien er geen eerdere psychotherapeutische ervaringen zijn geweest – voor degene die hulp zoekt een nieuwe situatie. De interviewer bepaalt het kader om de patiënt gelegenheid te geven zichzelf te uiten. Daarbij telt alle informatie, vooraf bij de aanmelding, de eerste ontmoeting bij het afhalen aan de deur of uit de wachtkamer. Wat zegt de lichaamstaal? Begint de patiënt al te praten nog voordat hij is gaan zitten of wacht hij op vragen zoals hij bij de dokter gewend is?

De analyticus moet zich aanvankelijk passief opstellen en afwachten. De behoefte om vragen te stellen wijst eerder op een ‘ongemakkelijke situatie’, dat wil zeggen dat iets stokt, en de ongemakkelijkheid wordt als het goed gaat een moeilijkheid die voorbij gaat. De ‘scène’ doet geleidelijk in de analyticus een beeld ontstaan van de mens die tegenover hem zit en uit het geheel van de ervaring groeit de formulering van een duiding. Net zoals in een psychoanalytische behandeling zelf is in het eerste gesprek de duiding het beslissende middel tot communicatie. Lukt het om de patiënt een andere, nieuwe manier van kijken naar zijn klachten, zijn gedrag aan te reiken? Komt hij uit het gesprek met een nieuw inzicht over zichzelf? In het eerste gesprek moet slechts zoveel uit de biografie ter sprake komen als de patiënt spontaan naar voren brengt. Vrágen naar de biografie moeten pas in latere gesprekken gesteld worden.

De door Annemarie Laimböck uitgewerkte gesprekstechniek bouwt voort op wat men de Frankfurter psychoanalytische school noemt: het door Argelander en Lorenzer uitgewerkte concept van de scenische functie. Zij bedoelen daarmee dat de patiënt/analysant in de overdrachtssituatie zijn conflict onbewust in scène zet.

In het eerste gesprek worden twee doelen beoogd: de diagnose en het vinden van een juiste therapie. Om dat te beoordelen moet het eerste gesprek zogezegd een psychoanalyse in het klein zijn. De patiënt komt hier in dezelfde situatie als hem wacht wanneer besloten wordt tot een ‘ontdekkende’ behandeling. Anders dan in de eerste tijd van de psychoanalyse toen men de indicatie voor de behandeling liet afhangen van de diagnose, telt nu meer het vermogen van de hulpzoekende om constructief en creatief om te gaan met het analytische aanbod. Laimböck besteedt aan dit thema een omvangrijk hoofdstuk, waarin zij de geschiedenis van de indicatiestelling recapituleert en de huidige, sterk geëvolueerde opvattingen fundeert. Ook ernstig getraumatiseerde en gestoorde patiënten komen voor een psychoanalyse in aanmerking, in de mate dat zij met de voorgegeven analytische setting introspectief kunnen omgaan. Bij de beslissing een patiënt aan te nemen en/of een behandelingsmethode te kiezen zijn ook andere criteria van belang, die meer tot het gebied van het gevoel behoren van patiënt en analyticus; die criteria worden in eerste instantie door onbewuste motieven bepaald, wat niet betekent dat die hinderlijk zijn. Het gevoel ‘iets met elkaar te kunnen’ – of ‘het klikt’ – kan een even belangrijke vooronderstelling zijn om de moeilijke gemeenschappelijke weg van de psychoanalytische behandeling te gaan.

Prettig is dat de auteur niet in een wetenschappelijke, moeilijk leesbare stijl vervalt, maar elegant en begrijpelijk schrijft. Ook zo kan wetenschap overgebracht worden. De door haar behandelde thema’s worden zorgvuldig uitgewerkt. Haar boodschap is helder: indien men zich consequent inspant om het innerlijke conflict te begrijpen hoeft niet te worden afgeweken van de methode van het eerste psychoanalytische gesprek (in de betekenis van kleine psychoanalyse), ook indien er moeilijke situaties ontstaan of wanneer het gaat om ernstig gestoorde en / of getraumatiseerde patiënten. Hoe zoiets eruitziet, toont zij door in haar eigen psychoanalytische keuken te laten kijken. Talrijke voorbeelden demonstreren dát en hóe het mogelijk is het verlangen van de patiënt te verstaan; en zodoende een psychotherapeutische behandelwijze te zoeken / vinden, die voor de betreffende patiënt geschikt is, terwijl men daarbij de moed heeft ook het subjectieve gevoel te volgen.

Het is te wensen dat dit boek grote belangstelling ondervindt. Gedurende lange tijd waren Het eerste gesprek in de psychotherapie van Argelander enDe kunst van het begin van Eckstaedt de standaardwerken. Door de verwerking en inwerking van de intussen verschenen literatuur over het thema ‘Eerste gesprek’ en op grond van de klinische ervaring van de auteur kan men dit boek beschouwen als de belangrijkste publicatie over dit onderwerp. Het zou verplichte lectuur moeten worden in de psychoanalytische en dieptepsychologisch gefundeerde voortgezette opleidingen.

September 2011, Dieter Becker (vertaling Harry Stroeken)

Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: