Psychoanalytisch Woordenboek

In de greep van de taal – Antoine Mooij

07_mooij_taal_omslag

Antoine Mooij heeft een substantieel boek toegevoegd aan zijn reeds omvangrijke oeuvre. Ongeveer tegelijk met dit boek is van de auteur een mooie video verschenen op www.filoblog.nl. Hierin zet Mooij op eenvoudige wijze de voornaamste punten van zijn boek uiteen. Dat is een grote steun bij het lezen van het hier te bespreken, naar eigen zeggen moeilijke en theoretische boek. De auteur is hier meer filosoof dan analyticus en beweegt zich ver van de dagelijkse, psychoanalytische praktijk . Maar met deze theorie geeft hij zijn therapie een filosofische onderbouwing.
Het boek is verschenen bij gelegenheid van de vijfde verjaardag van uitgeverij Sjibbolet. Deze uitgeverij is welhaast de enige in Nederland die nog psychoanalyse publiceert. Ook de site van het Psychoanalytischwoordenboek is oorspronkelijk door Elsbeth Greven – toen nog in dienst van uitgeverij Boom – gestart. Zie verder www.uitgeverijsjibbolet.nl.

Uitgangspunt van Mooij in dit boek luidt: ‘dat de mens, voor de toegang tot de werkelijkheid, is aangewezen op symbolische systemen, waarbinnen de taal een sleutelrol speelt.’ (10) ‘De werkelijkheid wordt symbolisch – in beeld, in taal, in formules – verwerkt, maar is als werkelijkheid zelf buitengesloten.’ (10) Mooij verdedigt genuanceerd het traditionele mensbeeld, hij is dus niet van ‘wij zijn ons brein’ of van ‘de dood van de mens als subject’. Hij betoogt dat men de wilsvrijheid en wat daarmee samenhangt wel kan afwijzen, maar dat men daarnaar feitelijk niet leeft. (15-16). ‘De mens beschikt over taal, maar de taal beschikt ook over hem.’ (18) Het vermogen tot symbolisering is de kern van de menselijke zijnswijze. (19)

Na dit eerste hoofdstuk als inleiding gaat hij in hoofdstuk 2 en 3 in op de theorieën van Cassirer en Lacan. Hun beider uitgangspunt luidt dat de mens, voor de toegang tot de werkelijkheid, is aangewezen op symbolische systemen, waarbij de taal een sleutelrol speelt: het is representatiedenken. In hoofdstuk 2 zet Mooij de gedachtegang van Cassirer uiteen, in hoofdstuk 3 het denken van Lacan. Hij vestigt er de aandacht op dat deze laatste erop gewezen heeft dat iedere cultuur de kijk op de werkelijkheid beperkt. Dit legt zowel op de totale werkelijkheid als op het verlangen naar een direct alomvattend contact een bepaalde druk. Lacan geldt als een abstruus denker, zeker in Nederland. Daarbij moeten wij aantekenen dat Mooij het niet over de latere Lacan heeft, maar grosso modo de Lacan van de Écrits.

In het vierde en laatste hoofdstuk komen enkele algemene vragen aan de orde die samenhangen met deze problematiek van de symbolisering. De psychopathologie en het strafrecht vormen voor Mooij de twee toepassingsgebieden. Wij horen hier de psychiater aan het woord die hoogleraar was aan de juridische faculteit vanuit zijn werkzaamheden in het Pieter Baan Centrum. Zijn werk aan de centrale interfaculteit deed hij hiernaast. De verschillende types van psychische stoornis worden gezien als uiting van een deels falende symbolisering en separatie. (333)
In een slotwoord verklaart schrijver dat de in dit boek ontwikkelde theorie niet probeert om verschillende feiten te verklaren, maar wellicht helpt om tot een beter begrip ervan te komen. (358)

Het boek vraagt een geconcentreerde lezer die doorzet, maar dan heeft hij ook wat.

December 2015, Harry Stroeken

Antoine Mooij, (2016) In de greep van de taal, Symbolisering en betekenisgeving: Lacan en Cassirer. Sjibbolet, Amsterdam.

Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: