Psychoanalytisch Woordenboek

Angst

  • Duits: Angst
  • Engels: anxiety
  • Frans: angoisse

Het woord is etymologisch verwant aan “eng” en duidt een gevoel van beklemming aan. Het is een reactie op een werkelijk of gefantaseerd gevaar komend van binnen of van buiten. Het gevoel kan dus berusten op een juiste inschatting van de situatie of slechts van binnenuit zijn bepaald. Tot aan zijn tweede angsttheorie in Remming, symptoom en angst (1926d) ging Freud ervan uit dat angst de emotionele vorm was waarin niet afgevloeide seksuele opwinding automatisch werd omgezet, dat hij gestuwd libido was. In manuscript E van juni 1894 schrijft Freud bijvoorbeeld: ‘angst is door transformatie uit de opgehoopte seksuele spanning voortgekomen’ (1985c [1892-97], 1: 264 ). Denkend in termen van de tweede topiek van Ik, Es en Boven-Ik en reflecterend over Otto Ranks opvatting dat het eerste grote trauma van ieder mens de geboorte is en alle latere angsten daar heruitgaven van zijn, ging hij angst beschouwen als een reactie van het Ik: een waarschuwend signaal.

Onder andere chaos, kwetsbaarheid, hulpeloosheid, isolement, verlating, scheiding, absurditeit en de onvermijdelijke dood kunnen angst oproepen. De automatische angst staat bij Freud tegenover angst als signaal. Deze laatste is een fysieke reactie die iemand overkomt in een traumatische situatie. Angst kan een symptoom zijn bij allerlei toestandsbeelden, zoals depersonalisatie, derealisatie en depressie. Vaak merkt de persoon slechts angstequivalenten op in de vorm van een fysieke reactie die zelf ook weer angst oproept. Het bekendste voorbeeld is hyperventilatie.

Literatuur

  • Freud, S. (1985c [1892-97]) ‘Manuscripten A-N’, Werken 1: 246, 262-267.
  • De redactionele inleiding op Freud, S. (1926d) ‘Remming, symptoom en angst’, Werken 9: 186, 196-268.
  • Glas, G. (2001) Angst: structuur, beleving, macht. Boom, Amsterdam.
Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: