Psychoanalytisch Woordenboek

Moederhypnose

  • Duits: Mutterhypnotismus
  • Engels: Motherhypnosis / Coaxing hypnosis

‘Van de verliefdheid is het duidelijk maar een kleine stap naar de hypnose’, schrijft Freud (1921, 265/266). Met dezelfde kenmerken: ‘deemoedige onderwerping, plooibaarheid en kritiekloosheid tegenover de hypnotiseur […] Dezelfde absorptievan het eigen initiatief; het lijdt geen twijfel, de hypnotiseur is in de plaats van het Ik-ideaal gekomen.’ Eerder gebeurde dat wanneer een kind in de eerste vijf jaren ‘in een van de ouders een eerste liefdesobject had gevonden’, stelt Freud (1921, 263).

Sándor Ferenczi (1909) opperde de hypnotische band tussen moeder en haar jonge kind. In tegenstelling tot de autoritaire vaderhypnose ontstaat de moederhypnose het best in een halfdonkere kamer en absolute stilte terwijl de moeder vriendelijk, enigszins monotoon spreekt en met een hand over het voorhoofd van het kind strijkt. Ook het vertellen van sprookjes en het zingen van bakerliedjes bevordert deze hypnosevorm. Wie zou zo’n moeder niet gehoorzamen, vraagt Ferenczi zich af. Wat hem betreft zijn de vaderhypnose en moederhypnose niet strikt gebonden aan vader en moeder maar kunnen desgewenst ook gewisseld worden. Zie ook Vaderhypnose. [JE]

Literatuur

  • Ferenczi, S. (1909) ‘Die rolle der Übertragung bei der Hypnose und bei der Suggestion’, in: Bausteine zur Psychoanalyse, band 1. Hans Huber, Bern (1927/1964).
  • Freud, S. (1921c) ‘Massenpsychologie und Ich-Analyse’, Werken 8, 227-292.
Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: