Psychoanalytisch Woordenboek

Psychosomatiek

  • Duits: Psychosomatik, die
  • Frans: psychosomatique

Dit woord komt als zodanig niet voor bij Freud, die echter wel overtuigd was van de onlosmakelijke band tussen psyche en lichaam. Termen als drift en conversie duiden daar al op. Zij is een tak van de geneeskunde die zich bezighoudt met de relatie tussen somatische stoornissen en psychische toestanden. Zij kan worden beschreven als integrale geneeskunde, die rekening houdt met genetische, constitutionele, fysiologische, chemische, bacteriële, psychogene, sociologische en culturele gezichtspunten in gezondheid en ziekte. In de klinische praktijk wordt onder psychosomatiek verstaan de psychogene (mede)veroorzaking van ziekten. Ook indien een constitutionele aanleg aanwezig is, speelt een psychosociale factor een bepalende rol in het feitelijk uitbreken van de lichamelijke verschijnselen van de zogenaamde ‘heilige zeven’: astma, neurodermatitis, reumatische artritis, hyperthyreose (te sterke schildklierwerking), ulcus pepticum (maagzweer), colitis ulcerosa en essentiële hypertensie. Het antwoord op de volgende vraag staat nog open: ligt aan ieder afzonderlijk ziektebeeld een specifiek conflict ten grondslag of bepaalt het lichamelijke “zwakke punt” de ziekte? Daarentegen is men het erover eens dat de conflicten behoren tot de preoedipale ontwikkelingsfasen. Bij patiënten met psychosomatische stoornissen wordt een vorm van denken beschreven die wordt aangeduid als “pensée opératoire” oftewel “alexithymie”. Deze patiënten hebben een kenmerkende Ik-zwakte; zij hebben moeilijkheden hun gevoelens in woorden uit te drukken en zij zijn sociaal overaangepast. Hun denken en beleven komen niet boven de concreet tastbare wereld uit. Hiermee moet men bij de psychotherapie van psychosomatische zieken uiteraard rekening houden. Zie ook Somatische tegemoetkoming. [DB]

Freud was de eerste die een psychodynamisch model van de conversie*, een speciale vorm van psychosomatische ziekten, ontwikkelde. Hij gaat uit van de aanwezigheid van psychische (drift)energie. Wanneer een conflict wordt verdrongen, dan verliest de psychische representant* de energie en wordt het conflict in het lichamelijke afgevoerd, waar het in een symbolische vorm tot uitdrukking komt. De symbolische voorstelling ontbreekt bij de andere psychosomatische ziekten (de ‘heilige zeven’). Latere psychoanalytici hebben de psychodynamiek van deze ziekten bestudeerd. G.L.Engel en A.H.Schmale hebben het begrip somatopsychisch-psychosomatisch ingevoerd. Zij bedoelen daarmee dat er altijd een zwakke plek in het lichaam aanwezig moet zijn, opdat een bepaald orgaan getroffen wordt. Dat komt overeen met Freuds idee van de somatische tegemoetkoming. Volgens A. Mitscherlich ligt aan de psychosomatische ziekte een verdringing in twee etappes ten grondslag. Dat wil zeggen, wanneer de eerste fase van de verdringing in het psychische geen stand houdt, wordt het conflict in tweede instantie in het lichamelijke verdrongen. In al deze modellen gaat het om regressie. M. Schur stelt zich dat als volgt voor. Bij de zuigeling is het psychische nog niet van het lichamelijke gescheiden. Het kind neutraliseert echter in toenemende mate deze energie in zichzelf. Dat noemt hij ‘desomatisering’. Door regressie komt het tot ‘resomatisering’, waarvan het resultaat de psychosomatische ziekte is. Th. Von Uexküll beschouwt de psychosomatische ziekten als handelingen en onderscheidt: ziekten die iets uitdrukken (de conversie bij Freud), ziekten die voorbereiden op handelen zonder dat tot actie wordt overgegaan (bijv. arteriële hoge bloeddruk) en het functionele syndroom (bijv. hartklachten en darmstoornissen). [DB] 

 

 

 

Literatuur

Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: