Extractieve introjectie is een begrip van Christopher Bollas en werd voor het eerst uitgewerkt in The Shadow of the Object (1987). Hij introduceerde het als een tegenhanger en aanvulling van de kleiniaanse projectieve identificatie. Als bij de projectieve identificatie wordt verondersteld dat het subject door middel van projectieve mechanismen een ongewenst deel van zijn eigen psychisch leven in de ander plaatst, gaat het bij extractieve introjectie om het – mogelijks even destructieve – proces waarbij het object (de ander dus) een deel van iemands psychisch leven voor een korte of langere periode lijkt te stelen. Het bestolen subject blijft leeg of op zijn minst kwaad en gefrustreerd achter. Bollasā concept kan gekaderd worden binnen een algemenere verschuiving in de psychoanalytische theorievorming, weg van het eenzijdig benadrukken van het intrasubjectieve naar het toelaten van het belang van het intersubjectieve.
Extractieve introjectie komt volgens Bollas voor in vier vormen: als diefstal van een mentale inhoud, van een affectief proces, van de mentale structuur en van het zelf. Als diefstal van iemands ideeĆ«n is extractieve introjectie een eerder alledaags gegeven en gewoonlijk eerder onschuldig. Het doet zich bijvoorbeeld voor wanneer iemand iets aan het uitleggen is en de ander diens verhaal overneemt, vaak met de woorden āja, natuurlijkā of āvanzelfsprekendā. De gedachtendief zet dan zijn uitleg verder alsof het om zijn eigen ideeĆ«n gaat aldus irritatie oproepend bij het slachtoffer. Als het om de diefstal van het affectieve proces gaat zijn de gevolgen dikwijls ernstiger. Stel dat iemand zich schuldig voelt omwille van een begane fout dan start er een heel proces van verrassing, shock en kwaadheid op zichzelf over spijt en verantwoordelijkheidsgevoel tot een poging tot goedmaken en geruststelling. Komt de ander hier al te snel of te frequent tussen door bijvoorbeeld de schuld over te nemen dan kan de emotionele ervaring ernstig verstoord worden. Bij de diefstal van iemands mentale structuur kan men denken aan een situatie waarbij een externe instantie iemands boven-Ik overneemt en aldus het eigen functioneren van het Boven-Ik als mentale structuur ontkent en op termijn misschien wel overbodig maakt. De diefstal van het zelf als de laatste vorm van extractieve introjectie is volgens Bollas zondermeer destructief te noemen. Elk van ons heeft immers een idiomatische geschiedenis. Indien hier stukken uit worden weggesneden of ontkent, verliest men ook zijn zelfgevoel. Denk hierbij aan niet-erkende traumatische gebeurtenissen en andere verlieservaringen die geen bestaan mogen krijgen. Extractieve introjectie kan gezien worden als een frequent voorkomend en waarschijnlijk onontbeerlijk psychisch mechanisme dat zijn theoretische en klinische plaats verdient naast de gekendere projectieve processen.