Psychoanalytisch Woordenboek

Schaamte

  • Duits: Scham
  • Engels: shame
  • Frans: honte

Bezwijken onder de dreiging van sociale afwijzing; door de grond willen zakken, uit de aandacht willen verdwijnen. Schaamte ontstaat als men de dreigende afwijzing nog wil afwenden maar geen uitleg, excuus of herstel meer kan vinden. Dan treden bewegingloosheid en blozen in en het idee dat de afwijzing terecht is. Schaamte behoeft geen zelfveroordeling vooraf. Uitgelachen, nagewezen of verlaten worden, raadselachtige blikken of stilte kunnen maken dat iemand op zoek gaat naar iets om zich voor te schamen. Mensen schamen zich over dat deel van zichzelf waarvan zij geloven dat het hun groepslidmaatschap in de weg staat. Schaamte kan persistent zijn, indien iemand gevangen blijft in het besef er niet bij te mogen horen. Degene die het meest gevoelig is voor het oordeel van anderen, van de relevante groep, is het meest kwetsbaar voor schaamte. Herstel van schaamte betreft het terugvinden van het zelfgevoel. [HT]

Psychoanalytici benadrukken bij schaamte de kloof tussen Ideaal-Ik en de persoonlijke werkelijkheid. Omdat de ander ín de persoon kan verblijven als Boven-Ik of Ideaal-Ik, kan men zich ook schamen in afwezigheid van anderen, omdat men zichzelf is tegengevallen. Omdat schaamte zich per definitie maskeert, moet zij in een analytische behandeling actief worden opgespoord en benoemd. Mensen kunnen zich enorm schamen over wat ze moeten vertellen, of zich schamen omdat ze hulp nodig hebben, zwak zijn en huilen. Lange stiltes kunnen als veroordelend en schaamtevol worden beleefd.

Literatuur

Verder op psychoanalytischwoordenboek.nl: