- Duits: Charakter
- Engels: character
- Frans: caractère
‘Wat wij het “karakter” van een mens noemen, is goeddeels opgebouwd met materiaal van seksuele excitaties en bestaat uit sedert de kindertijd gefixeerde drifen, uit door sublimering verkregen constructies en uit constructies die de onbruikbaar bevonden perverse impulsen doeltreffend in bedwang moeten houden’ (1905d; 4: 112). Freud noemde het karakter ook ‘de krachtsverhouding tussen de driften’ (Nunberg-Federn, 20-2-1917). Het totale ‘framework van waarden, van waaruit lopende ervaringen geëvalueerd en geselecteerd worden,’ schrijft Van Leeuwen (1987), die ook de definitie van Stendhal citeert: karakter is de bijzondere manier waarop ieder het geluk najaagt. Het karakter is ook iemands afweerstijl, -structuur (karakterpantsering) en soms persoonlijkheidsstoornis, de gewone manier waarop iemand met zijn intrapsychische conflicten omgaat. Is die gewoontevorming niet helemaal geslaagd dan wordt dat karakter een symptoom, waar iemand zelf geen last van heeft zolang het egosyntoon blijft. Freud beschreef verschillende karakters die hij tegenkwam in zijn analytische praktijk (1916d), met name het erotische, het dwangmatige (anale) en het narcistische. Woorden als karakter, persoonlijkheids(stoornis) en persoonlijkheidstrekken worden soms door elkaar gebruikt en dan vallen termen als: hysterisch, infantiel, oraal–passief, dwangneurotisch, agressief, sadistisch, masochistisch, hypomaan, inadequaat, paranoïde, schizoïde, borderline, depressief, passief-agressief, antisociaal, ontwijkend, afhankelijk en ten slotte zelfkwellend. Deze opsomming is natuurlijk niet volledig. Zie Reich, Wilhelm.
Literatuur
- Freud, S. (1905d) ‘Drie verhandelingen over de theorie van de seksualiteit’, Werken 4: 9, 15-116.
- Nunberg, H. & Federn, E. (red.) (1962 e.v.) The minutes of the Vienna Psychoanalytic Society. International Universities Press, New York.
- Leeuwen, W.F. van (1987) ‘Het vanzelfzwijgende. Gedachten over gevoelens’. Psychoanalytisch Forum 5, 5-46.