- Duits: Babywatching, das
- Frans: observation de bébés
De psychoanalytische theorie over de kinderontwikkeling is grotendeels ontstaan op grond van reconstructies uit de psychoanalytische behandeling van volwassenen. Door de ontwikkeling van de kinderpsychoanalyse in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw kwam hierin een belangrijke verandering. Dit leidde ertoe dat het kind onderwerp werd van directe observatie. Deze observatie van de normale vroege ontwikkeling (nul tot twee jaar) ging in 1948 van start in de Tavistock Clinic in Londen onder leiding van Esther Bick (1901 Polen – 1983 Engeland). Zij was een leerlinge van Melanie Klein en introduceerde de babyobservatie als een verplicht onderdeel in de opleiding tot psychotherapeut, hetgeen elders werd overgenomen.
De systematische babyobservatie bestaat uit één uur per week nauwgezette observatie van moeder en baby gedurende twee jaar. Deze studies hebben niet alleen betrekking op het waarneembare gedrag, maar ook (tegen)overdracht en projectieve identificatie spelen hierin een belangrijke rol. De groepsgewijze bespreking van de observatieverslagen vormt de grondslag van een steeds verdere verfijning van de waarnemingen en geeft een indrukwekkend beeld van de complexiteit van de vroege ontwikkeling. Dit helpt de opleideling om een gevoelsmatig contact te krijgen met de allervroegste ervaringen van de kinderen, maar tevens worden het begrip voor de moeder en de empathie met de moeilijkheden in de ouder-kindrelatie erdoor vergroot.
Door de opkomst van betrekkelijk nieuwe disciplines zoals infant psychiatry en ouder-babybehandeling is de belangstelling voor de systematische babyobservatie sterk toegenomen. In toenemende mate wordt beseft dat zij een waardevol, zo niet het enige, uitgangspunt is voor de behandeling van vroege stoornissen in de ouder-babyrelatie. Zie Infant research. [WH & MR]
Literatuur
- The International Journal of
Infant Observation.